Een in een stamrecht ondergebrachte ontslaguitkering kan uit meerdere elementen bestaan. Hierdoor is het mogelijk dat slechts voor een deel wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarde dat het stamrecht dient ter vervanging van gederfd of te derven loon. Als de stamrechtvrijstelling van toepassing is, is niet het stamrecht zelf belast maar de daaruit voortvloeiende uitkeringen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Hoge Raad heeft onlangs beslist dat de stamrechtvrijstelling ook op een deel van een stamrecht van toepassing kan zijn. De staatssecretaris had zich vergeefs op het standpunt gesteld dat het toepasbaar zijn van de stamrechtvrijstelling een alles of niets aangelegenheid zou zijn.
Een stamrecht is een recht op toekomstige periodieke uitkeringen. Het wordt in de praktijk onder meer gebruikt om een ontvangen hoog bedrag ineens -zoals een ontslagvergoeding- in de tijd uit te smeren. Onder voorwaarden is op grond van de stamrechtvrijstelling niet het stamrecht zelf belast maar de daaruit voortvloeiende uitkeringen. De uitvoering van stamrechten -waarbij de aanspraken op een stamrecht vrijgesteld zijn en de uitkeringen belast- is strikt beperkt tot een bepaalde kring van toegelaten verzekeraars. De wettelijke regeling voor stamrechten wijst voor de kring van toegelaten verzekeraars grotendeels naar de toegelaten verzekeraars van pensioenen. Tot de toegelaten verzekeraars van stamrechten behoren:
- een van vennootschapsbelasting vrijgesteld pensioenfonds;
- een professionele verzekeringsmaatschappij;
- een eigen stamrecht-BV;
- de (gewezen) werkgever – natuurlijk persoon.
De stamrechtvrijstelling is onder meer van toepassing als het stamrecht voldoet aan de wettelijke voorwaarde dat het stamrecht dient ter vervanging van gederfd of te derven loon.
De Hoge Raad onlangs uitspraak gedaan over de vraag of de stamrechtvrijstelling ook op een deel van een stamrecht van toepassing kan zijn. De procedure betrof een op 31 december 2003 toegekend stamrecht vanwege het ontslag van een werknemer. Het stamrecht had een waarde van in totaal € 65.958. Dit bedrag was onder toepassing van de stamrechtvrijstelling gestort op een bankrekening van een stamrecht-bv waarvan de ontslagen werknemer alle aandelen had. Van het bedrag van € 65.958 had € 53.615 betrekking op gederfd of te derven loon. De resterende € 12.343 zag op afkoop van vakantiedagen/rechten en dergelijke.
De inspecteur legde de voormalige werkgever van de werknemer een naheffingsaanslag loonbelasting op over het totale bedrag van € 65.958 met 10% verzuimboete. Hij meende dat uit een ministerieel besluit uit 2002 zou zijn af te leiden dat als een deel van de aanspraak onzuiver is (in dit geval € 12.343) de gehele aanspraak onzuiver en daardoor belast zou zijn.
De zaak kwam voor Rechtbank Breda. De rechtbank was van oordeel dat voor dit standpunt van de staatssecretaris over de stamrechtvrijstelling noch in de wet noch in de wetsgeschiedenis steun was te vinden en verklaarde het beroep gegrond. Dit hield in dat de naheffing (en de verzuimboete) beperkt moest blijven tot het gedeelte dat zag op het bedrag aan belastbaar loon van € 12.343. De staatssecretaris stelde daarop sprongcassatie in bij de Hoge Raad. Dat was echter vergeefs. De advocaat-generaal concludeerde in deze zaak eveneens dat de stamrechtvrijstelling ook deels kan worden toegepast (op het kwalificerende deel van de toegekende aanspraak). De wettekst biedt hiertoe de ruimte en gedeeltelijke toepassing past ook binnen het doel en de strekking van de stamrechtvrijstelling. De mogelijkheid tot splitsing van een aanspraak volgt naar zijn mening onder meer uit twee eerdere arresten van de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft in navolging van de advocaat-generaal onlangs beslist dat de stamrechtvrijstelling ook op een deel van een stamrecht van toepassing kan zijn, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
Opmerking
Vanaf 1 januari 2005 zijn wetswijzigingen geweest die onder meer invloed hebben op de stamrechtvrijstelling voor in een stamrecht ondergebrachte ontslaguitkering. Het is van groot belang om na te gaan of dit stamrecht kan worden geraakt door een sanctie die sinds 1 januari 2005 geldt voor toegekende VUT-regelingen. Is sprake van een stamrecht dat vervroegde uittreding mogelijk maakt (en is dit geen onderdeel van een pensioenregeling), dan geldt dat de werkgever over de afstorting van het stamrecht 26% eindheffing is verschuldigd. Deze eindheffing komt voor rekening van de werkgever.