De Hoge Raad heeft onlangs een uitspraak van Hof Leeuwarden bevestigd dat een overtreding van het voor commanditaire vennoten geldende verbod om beheersdaden te verrichten, terecht had geleid tot fiscaal ondernemerschap. Meer is namelijk niet nodig voor het ontstaan van fiscaal ondernemerschap. Door het verrichten van daden van beheer wordt een commanditaire vennoot hoofdelijk verbonden voor alle schulden en verbintenissen van de commanditaire vennootschap. In de onderhavige procedure had de beherend optredende commanditaire vennoot aannemelijk gemaakt dat hij in 2001 ruimschoots aan het urencriterium van 1.225 uur voldeed. Daardoor had hij recht op de zelfstandigenaftrek.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Ondernemers hebben – onder voorwaarden – recht op diverse fiscale ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek. Een van de vereisten voor de zelfstandigenaftrek is bijvoorbeeld dat wordt voldaan aan het urencriterium, wat kortweg inhoudt dat de ondernemer gedurende het jaar minimaal 1.225 uren moet werken in de onderneming. Aan de toepassing van de fiscale ondernemersfaciliteiten zijn daarnaast nog nadere voorwaarden gesteld om te voorkomen dat ‘quasi’ ondernemers, die alleen vermogen ter beschikking stellen maar geen ondernemersrisico lopen, aanspraak kunnen maken op deze belastingvoordelen. De fiscale ondernemersfaciliteiten zijn door de wetgever slechts bedoeld voor ‘echte’ ondernemers.
Om te kwalificeren als ‘echte’ ondernemer is daarom vereist dat:
- de onderneming voor eigen rekening wordt gedreven en
- dat de ondernemer rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen van die onderneming.
De Hoge Raad heeft onlangs in een niet alledaagse procedure uitspraak gedaan over de vraag of een commanditaire vennoot in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2001 aanspraak kon maken op de zelfstandigenaftrek. De procedure betrof -verkort weergegeven- een commanditaire vennootschap (cv) tussen een bv en twee commanditaire vennoten. De bv trad op als beherend vennoot en had recht op een vergoeding voor haar beheersdaden ter grootte van de door haar gemaakte kosten. De inspecteur weigerde echter de zelfstandigenaftrek toe te kennen aan een van de commanditaire vennoten. Op de zitting voor Hof Leeuwarden had deze commanditaire vennoot verklaard dat:
- hij de cv samen met de andere commanditaire vennoot feitelijk dreef;
- er acht man personeel was;
- hij samen met de andere commanditaire vennoot de inkoop en de verkoop deed;
- hij de administratie van de cv deed;
- hij aan deze werkzaamheden zes dagen per week besteedde;
- hij ruim aan het urencriterium van 1.225 uur voldeed; en
- de bv in 2001 geen winstaandeel had ontvangen en dat hij geen loon uit de bv had genoten.
Het hof vond dat de commanditaire vennoot hiermee aannemelijk had gemaakt dat hij het beheersverbod voor commanditaire vennoten had overtreden. Daarmee was hij in fiscaal opzicht ondernemer geworden. Ook vond het hof aannemelijk dat hij in 2001 aan het urencriterium had voldaan en kende hem daarom de zelfstandigenaftrek toe. De staatssecretaris van Financiën stelde daarop cassatie in bij de Hoge Raad, maar dat was vergeefs.
De Hoge Raad gaf aan dat voor het ontstaan van fiscaal ondernemerschap niet meer nodig is dan dat de commanditaire vennoot in strijd heeft gehandeld met het beheersverbod. Nu het hof aan de hand van de feiten had geoordeeld dat daarvan sprake was, was de (feitelijke) uitspraak juist gemotiveerd en niet voor cassatie vatbaar.