Rechtbank Haarlem heeft onlangs een (feitelijke) uitspraak gedaan over het wel of niet aanwezig zijn van een dienstbetrekking tussen een fiscalist en een belastingadvieskantoor. De fiscalist was afkomstig van de belastingdienst en was vanaf 1 mei 2003 werkzaam als ‘of counsel’ (extern adviseur). Daar fungeerde hij vooral als vraagbaak voor andere fiscalisten. De rechtbank liep alle feiten en omstandigheden minutieus na en kwam uiteindelijk tot de conclusie dat de arbeidsverhouding niet voldeed aan alle kenmerken van een dienstbetrekking. Zo ontbrak tussen het kantoor en de fiscalist de vereiste gezagsrelatie. Verder voldeed de fiscalist aan het voor ondernemerschap vereiste van zelfstandigheid. De fiscalist kwalificeerde daarom als ondernemer. Voorts kon hij de kosten van de (overstap)borrel deels in aftrek brengen op zijn ondernemingswinst in 2003.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De rechtbank vond het onder de gegeven omstandigheden aannemelijk dat de borrel was bedoeld om naamsbekendheid te geven aan de onderneming en zo opdrachten binnen te halen. Het belang van zijn nieuw opgestarte onderneming stond voorop. De kosten van de borrel waren zakelijk en waren in 2003 voor 90% (de toen geldende norm voor specifieke, gedeeltelijk aftrekbare kosten) aftrekbaar. Voor 2009 geldt overigens een lager aftrekpercentage voor deze kosten: 73,5%.
In bepaalde situaties is het niet eenvoudig op voorhand aan te geven of een bepaalde arbeidsverhouding leidt tot het aannemen van een dienstbetrekking of tot ondernemerschap. Een ondernemer kan onder voorwaarden gebruikmaken van een aantal fiscale faciliteiten zoals onder meer: de zelfstandigenaftrek, de investeringsaftrek, de willekeurige afschrijving en de vorming van een oudedagsreserve. Verder bestaan er veelal meer mogelijkheden om aangelegenheden op gebied van pensioen, ziekte en arbeidsongeschiktheid meer af te stemmen op de individuele wensen.
Naar burgerlijk recht is pas sprake van een dienstbetrekking als een arbeidsverhouding alle drie de volgende elementen bevat:
- de betaling van loon;
- het bestaan van een gezagsverhouding;
- het verrichten van persoonlijke arbeid.
De Wet inkomstenbelasting 2001 definieert ondernemer als: degene voor wiens rekening een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden door verbintenissen betreffende die onderneming. Tot het fiscale begrip ondernemer behoort ook de beoefenaar van een zelfstandig beroep.
In bepaalde situaties kan het voorkomen dat een arbeidsverhouding zowel elementen bevat die kenmerkend zijn voor een werknemer als die van een ondernemer. De rechter zal dan de claim op het ondernemerschap beoordelen op een aantal elementen waaronder: de duurzaamheid en de omvang van de verrichte werkzaamheden, de beschikbare tijd, de winstverwachting, het debiteuren- en ondernemersrisico, de omvang van de bruto-inkomsten, de omvang van de investeringen, het aantal opdrachtgevers en de bekendheid naar buiten. Illustratief hierbij is een sterk feitelijke uitspraak van Rechtbank Haarlem.
In deze procedure was de vraag aan de orde of sprak van een dienstbetrekking tussen een fiscalist en een belastingadvieskantoor. De fiscalist was afkomstig van de belastingdienst en was vanaf 1 mei 2003 bij het belastingadvieskantoor werkzaam als ‘of counsel’ (extern adviseur). Bij het kantoor werkten meer personen als ‘of counsel’. Dat waren oud-partners van het kantoor voor wie de belastingdienst geen dienstbetrekking had aangenomen.
De rechtbank liep alle feiten en omstandigheden minutieus na en kwam uiteindelijk tot de conclusie dat de arbeidsverhouding niet voldeed aan alle kenmerken van een dienstbetrekking. Zo ontbrak tussen het kantoor en de fiscalist de vereiste gezagsrelatie. Verder voldeed de fiscalist aan het voor ondernemerschap vereiste van zelfstandigheid (o.a. ook andere opdrachtgevers dan het betreffende belastingadvieskantoor) en liep hij (beroeps)aansprakelijkheidsrisico en enig debiteurenrisico.
De kosten van de (overstap)borrel mocht de fiscalist deels in aftrek brengen op zijn ondernemingswinst in 2003. Voor de borrel waren 250 mensen uitgenodigd, waaronder enkele familieleden, mensen van de belastingdienst, het ministerie van Financiën, de rechterlijke macht, het betreffende belastingadvieskantoor en de overige advieswereld. De rechtbank vond het onder de gegeven omstandigheden aannemelijk dat de borrel was bedoeld om naamsbekendheid te geven aan zijn onderneming en zo opdrachten binnen te halen. Het belang van zijn nieuw opgestarte onderneming stond voorop. De kosten van de borrel waren zakelijk en waren in 2003 voor 90% (de toen geldende norm voor specifieke, gedeeltelijk aftrekbare kosten) aftrekbaar. Voor 2009 geldt overigens een lager aftrekpercentage: 73,5%.