Hof Amsterdam is na een grondige (feiten)analyse tot de slotsom gekomen dat de tonnageregeling ook van toepassing kon zijn als winstbepalingsmethode van een cruiseschip dat werd ingezet voor luxecruises. Het Hof baseerde zich daarbij onder meer op het OESO-modelverdrag. Het betreffende cruiseschip kwalificeerde als ‘een schip bestemd voor het vervoer van zaken en personen in het internationale verkeer op zee (….)’ zoals bedoeld in de wet neergelegde tonnageregeling. Rechtbank Haarlem had echter in andere zin beslist. Het hof concludeerde verder dat het toepassen van de tonnageregeling op cruiseschepen geen verboden staatssteun vormt in de zin van het EG-verdrag.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In de vennootschapsbelasting wordt de jaarlijkse winst in beginsel bepaald volgens goed koopmansgebruik. Dit betekent dat alle voordelen die voortvloeien uit de onderneming, zijn belast en dat alle ondernemingskosten aftrekbaar zijn. Op deze hoofdregel gelden uitzonderingen. Eén daarvan is het zogenoemde tonnageregime voor zeeschepen. Indien een vennootschap hier om verzoekt en zij voldoet aan bepaalde voorwaarden, wordt de winst die de vennootschap uit zeescheepvaart behaalt, op forfaitaire wijze bepaald, namelijk aan de hand van het tonnage van de schepen. De werkelijke opbrengsten en kosten die betrekking hebben op de zeescheepvaartactiviteiten, zijn dan niet van belang.
Hof Amsterdam heeft onlangs in twee procedures uitspraak gedaan over (onder meer) de reikwijdte van de tonnageregeling. In de procedures stond de vraag centraal of de tonnageregeling ook van toepassing kan zijn als winstbepalingsmethode voor een cruiseschip dat wordt ingezet voor luxecruises. Kort gezegd strekt het toepassingsbereik van de tonnageregeling zich uit tot winsten behaald met de exploitatie van schepen die bestemd zijn voor het vervoer van zaken en personen in het internationale verkeer over zee. Enige andere activiteiten op zee vallen ook onder deze regeling.
De inspecteur stelde dat de tonnageregeling niet van toepassing kon zijn op het betreffende cruiseschip. In dit geval ging het niet wezenlijk om het vervoer van personen, maar om het verblijf en vermaak aan boord van dat schip. Hij wees het verzoek om toepassing van de tonnageregeling voor het cruiseschip af. Rechtbank Haarlem stelde de inspecteur in het gelijk.
Hof Amsterdam is na een grondige (feiten)analyse tot de slotsom gekomen dat de tonnageregeling wel van toepassing kon zijn op het cruiseschip. Het hof baseerde zich daarbij onder meer op het OESO-modelverdrag en bijbehorend commentaar. Wat betreft de stelling van de inspecteur merkte het hof op dat het feit dat de exploitatie van een cruiseschip is gericht op het vermaak van de passagiers, niet uitsluit dat ook sprake is van het vervoer van personen. Uit de gegevens over de tochten het cruiseschip leidde het hof af dat in veruit de meeste van de beschreven cruises sprake was van een bepaald traject dat van haven naar haven was afgelegd en dat daarbij behoorlijke afstanden werden afgelegd. Veelal was daarbij ook sprake van verkeer tussen de ene staat en de andere staat. Dat de passagiers dergelijke tochten op open zee en in vanuit toeristisch oogpunt aantrekkelijke wateren (‘cruising areas’) als vorm van vermaak ondernamen, nam niet weg dat daarbij ook sprake was van (internationaal) vervoer van passagiers als bedoeld in de wet.
Het hof concludeerde verder dat het toepassen van de tonnageregeling op cruiseschepen geen verboden staatssteun vormt in de zin van het EG-verdrag. Het hof vernietigde zowel de uitspraak van de rechtbank als die van de inspecteur op het verzoek om toepassing van de tonnageregeling.