Hof Amsterdam heeft in een vrij feitelijke procedure beslist dat een vereniging, met als doel het bevorderen van estate planning (het plannen van nalatenschappen) in de notariële beroepsuitoefening, deels belastingplichtig was voor de vennootschapsbelasting. De vereniging was alleen belastingplichtig voor het organiseren van de beroepsopleiding en het jaarlijkse congres en niet voor haar overige activiteiten, omdat zij zich daarbij beperkte tot het behartigen van de belangen van de leden, niet naar buiten trad en daarom niet deelnam aan het economisch verkeer.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Voor de vennootschapsbelasting is een vereniging slechts belastingplichtig, indien en voor zover zij een onderneming drijft. Van het drijven van een onderneming is sprake als wordt voldaan aan drie criteria: er moet sprake zijn van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid, die gericht is op deelname aan het economisch verkeer met het oogmerk winst te behalen.
Hof Amsterdam heeft onlangs in een feitelijke procedure uitspraak gedaan over de vraag of een bepaalde vereniging belastingplichtig was voor de vennootschapsbelasting. De procedure betrof -kort gezegd- een in 1999 opgerichte vereniging met als doel het bevorderen van estate planning (het plannen van nalatenschappen) in de notariële beroepsuitoefening. De vereniging trachtte haar doel onder meer te bereiken door het organiseren van: een ook voor niet-leden toegankelijke beroepsopleiding, een ook voor niet-leden toegankelijk jaarlijks congres, periodieke scholingsbijeenkomsten in de vorm van collegiaal overleg voor de leden waarbij onderling kennis en ervaring wordt uitgewisseld, het bijhouden van een website die alleen voor leden toegankelijk is, en het ter beschikking stellen van een modellen- en kennisbank aan de leden.
De inspecteur was van mening dat de vereniging belastingplichtig was voor de vennootschapsbelasting en legde de vereniging over het jaar 2001 een aanslag vennootschapsbelasting op tot een belastbaar bedrag van € 72.451. De vereniging was het hier niet mee eens, maar stelde daartegen vergeefs beroep in bij de rechtbank.
In hoger beroep bij Hof Amsterdam had de vereniging meer succes. Weliswaar waren partijen het erover eens dat sprake was van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid, maar daarmee was nog niet gezegd dat de vereniging voor al haar activiteiten belastingplichtig was geworden. Het hof liep per activiteit na of dit het geval was.
Door een beroepsopleiding aan te bieden aan niet-leden en ook jaarlijks een congres te organiseren dat mede toegankelijk was voor niet-leden en bedoeld was om de bekendheid met het vakgebied te vergroten, nam de vereniging naar het oordeel van het hof deel aan het economisch verkeer. Ook was het hof van oordeel dat de vereniging, in ieder geval voor haar opleidingsactiviteiten feitelijk naar winst streefde. De vereniging had daarop meer dan incidenteel positieve resultaten behaald over de jaren 2000 tot en met 2003. Het hof merkte verder nog op dat de vereniging met het organiseren van de beroepsopleiding en het jaarlijkse congres een ‘uiterlijk met een onderneming overeenkomende werkzaamheid’ verrichtte waardoor in concurrentie werd getreden met andere ondernemingen. In zulke gevallen is voor de vennootschapsbelasting ook sprake van het drijven van een onderneming.
Voor de andere activiteiten was de vereniging niet belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Met deze overige activiteiten beperkte de vereniging zich slechts tot het behartigen van de belangen van de leden, trad zij niet naar buiten en nam zij daarom niet deel aan het economisch verkeer. Het hof gaf aan dat het door de vereniging organiseren van bijeenkomsten waarop leden onderling kennis en ervaring uitwisselden, moeilijk kon worden gezien als een deelname aan het economisch verkeer. Wat betreft het verwerven van de rechten op een kennis- en modellenbank en het vervolgens daarvan ter beschikking stellen aan de leden, kan volgens het hof onder omstandigheden wel worden aangemerkt als een belastingplichtige activiteit. Echter deze kennis- en modellenbank was in 2001 nog niet operationeel, zodat het hof hierover niet zijn oordeel hoefde te geven.
Het hof verklaarde het hoger beroep gegrond en verminderde de aanslag vennootschapsbelasting tot een belastbaar bedrag van € 11.839.