Op 29 juni 2009 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de aanspraak op studiefinanciering voor een niet in Nederland werkende studente, afkomstig uit een land dat behoort tot de Europese Unie (EU).
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De studente, van Duitse nationaliteit, is in verband met een studie naar Nederland gekomen. Zij ontving aanvankelijk studiefinanciering omdat zij werkte naast haar studie. Na enkele jaren is zij gestopt met de betaalde arbeid om de studie te kunnen afronden. De Informatie Beheer-Groep (IB-Groep) beëindigde de studiefinanciering omdat betrokkene geen werknemer meer was in de zin van het EG-recht, ook wel communautair werknemer genoemd.
Ter toelichting heeft de IB-Groep verwezen naar een beleidsregel, op grond waarvan betrokkene uitsluitend in aanmerking komt voor studiefinanciering als zij ten minste vijf jaar legaal in Nederland verblijft. Betrokkene voldeed volgens de IB-Groep niet aan deze verblijfsduurvoorwaarde.
De studente is van mening wel recht op volledige studiefinanciering te hebben. De Centrale Raad heeft vervolgens het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: Hof) prejudiciële vragen gesteld (LJN BA1063), die het Hof bij arrest van 18 november 2008, C-158/07, heeft beantwoord.
De Centrale Raad stelt in navolging van het arrest voorop dat de studente niet in de hoedanigheid van (gewezen) communautair werknemer aanspraak kan maken op volledige studiefinanciering. Het Hof heeft verder aangegeven dat het stellen van een verblijfsduurvoorwaarde van vijf jaar geen verboden discriminatie op grond van nationaliteit is. Dit betekent volgens de Centrale Raad dat de beleidsregel met het vereiste van vijf jaar ononderbroken legaal verblijf in Nederland op de studente kan worden toegepast. Er zijn geen bijzondere omstandigheden om hiervan af te wijken, omdat de studente voorafgaande aan haar vestiging in Nederland niet op een andere manier een reële band met Nederland heeft gekregen. In zoverre is de beëindiging van de studiefinanciering in overeenstemming met bepalingen van het EG-recht.
Ingevolge het communautaire recht, en met name het op 26 februari 1992 door het Hof gewezen arrest C-357/89 (Raulin) hebben studerenden met de nationaliteit van een andere lidstaat van de EU onder gelijke voorwaarden als studerenden met de Nederlandse nationaliteit (ten minste) recht op het gedeelte van de studiefinanciering dat is bedoeld voor de dekking van de kosten die zijn verbonden aan de toegang tot het onderwijs. Op dit gedeelte had de studente wel aanspraak, aldus de Centrale Raad.