De Wet arbeid vreemdelingen (Wav) regelt in artikel 2 lid 1 dat een werkgever een vreemdeling in Nederland geen arbeid mag laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. Artikel 4 lid 1 Wav geeft aan dat dit verbod – onder meer – niet van toepassing is op de vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingenwet 2000 met de aantekening van de Minister van Justitie dat aan de vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Op grond van artikel 7:629 BW houdt de werknemer recht op loon indien hij de bedongen arbeid niet heeft verricht, omdat hij in verband met arbeidsongeschiktheid wegens ziekte daartoe verhinderd was. Maar wat zijn de gevolgen met betrekking tot de loondoorbetaling tijdens ziekte als een werknemer ten tijde van indiensttreding in het bezit is van een geldige verblijfsvergunning, maar de verblijfsvergunning zijn geldigheid verliest tijdens de ziekteperiode van de werknemer? Is een werkgever – ondanks de ongeldige verblijfsvergunning van de werknemer – dan gehouden het loon op grond van artikel 7:629 BW door te betalen? Deze vraag kwam aan de orde in de zaak van Kantonrechter Maastricht van 5 augustus 2009.
De feiten
Werkneemster is sinds 22 mei 2002 in dienst van werkgeefster in de functie van schoonmaakster. Op het moment van indiensttreding beschikte werkneemster over een geldige verblijfsvergunning op basis waarvan het haar was toegestaan arbeid te verrichten. Deze vergunning is tweemaal verlengd en liep af op 20 september 2007. Op 30 juli 2007 heeft werkneemster zich ziek gemeld en vaststaat dat zij sinds 6 augustus 2007 ziek is. Over de periode augustus 2007 heeft werkgeefster niet het volledige loon doorbetaald, ondanks herhaalde verzoeken van (de echtgenoot van) werkneemster. Van september 2007 tot november 2008 heeft werkgeefster het loon/ziekengeld wel volledig doorbetaald, daarna is de betaling gestaakt. Schriftelijke verzoeken van werkneemster om de betaling te hervatten hebben niets opgeleverd.
Verzoek & Verweer
Werkneemster is van mening dat werkgeefster in strijd met artikel 7:629 BW handelt. Zij vordert betaling van het restloon over de periode augustus 2007 en onmiddellijke hervatting van de loonbetalingen aan werkneemster met ingang van de periode november 2008 tot en met maart 2009, alsmede de wettelijke verhogingen.
Werkgeefster stelt zich op het standpunt dat zij werkneemster geen loon hoeft door te betalen, omdat zij niet langer beschikt over een geldige verblijfsvergunning. Nadat op 20 september 2007 de geldigheid van de verblijfsvergunning van werkneemster is verstreken, is haar verzocht een kopie te verstrekken van een geldige verblijfsvergunning. Werkgeefster ontving – ondanks aanmaningen – niets. Pas op 24 oktober 2008 heeft werkgeefster een kopie van een verblijfsdocument ontvangen, waarop is vermeld dat sprake is van een procedure voor het treffen van een voorlopige voorziening in verband met de eerder geweigerde verlenging van de verblijfsvergunning.
Daarnaast staat er ook op vermeld dat het niet is toegestaan arbeid te verrichten. Na meer dan een jaar loon door te hebben betaald, heeft werkgeefster de loondoorbetaling met ingang van 1 november 2008 stopgezet. Op grond van artikel 7:629 BW moet de verhindering om de bedongen arbeid te verrichten een gevolg zijn van de ziekte. Werkgeefster is van mening dat de verhindering om arbeid te verrichten met ingang van 20 september 2007 is gelegen in het feit dat werkneemster niet beschikt over de juiste papieren.
Beoordeling
De kantonrechter oordeelt als volgt. Indien de verhindering om de bedongen arbeid te verrichten primair een andere oorzaak heeft dan de arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, geldt de loondoorbetalingsverplichting van artikel 7:629 BW niet.
In het onderhavige geval staat het vast dat werkneemster sinds 6 augustus 2007 ziek is. Op 20 september 2007 verliest haar verblijfsvergunning vervolgens zijn gelding. De vraag of deze omstandigheid met zich meebrengt dat werkgeefster niet langer meer gehouden is om het loon op grond van artikel 7:629 BW door te betalen, hangt volgens de kantonrechter af van de omstandigheden van het geval.
In deze zaak heeft werkgeefster werkneemster erop gewezen dat de geldigheid van haar verblijfsvergunning is verstreken en dat het verlengen daarvan zeker twee maanden zal duren. Werkgeefster heeft tevens aangegeven dat het de verantwoordelijkheid van werkneemster is om zorg te dragen voor geldige papieren. Ondanks herhaalde verzoeken bleef een reactie uit tot 24 oktober 2008.
Hieruit concludeert de kantonrechter dat werkgeefster als een goed werkgever heeft gehandeld in de zin van artikel 7:611 BW. Dat brengt alleen niet met zich mee dat de loondoorbetaling gestaakt kon worden. Dit hangt af van de beantwoording van de vraag of werkneemster nog een geldig verblijf heeft in de zin van artikel 8 Vreemdelingenwet 2000, omdat de beslissing tot de eerder geweigerde verlenging wordt opgeschort hangende de voorlopige voorziening. Wanneer zij namelijk nog een geldig verblijf heeft, is de verhindering om arbeid te verrichten (nog steeds) gelegen in de ziekte van werkneemster. Heeft werkneemster een rechtmatig verblijf, dan zal werkgeefster worden veroordeeld het loon over de maanden november 2008 tot en met maart 2009 te betalen. De wettelijke verhogingen zullen echter sowieso op nihil worden gesteld, omdat werkneemster nalatig is geweest werkgeefster op de hoogte te stellen van de stand van zaken rondom haar verblijfsvergunning.
De kantonrechter stelt werkneemster in staat bij akte stukken te overleggen waaruit blijkt dat zij nog steeds een rechtmatig verblijf heeft. Werkgeefster zal een antwoordakte mogen nemen vier weken nadat werkneemster voornoemde akte heeft genomen. Aanhouding van de zaak volgt.
mr. Michelle Kinders, Van Diepen Van der Kroef Advocaten