De Successiewet bevat een faciliteit voor de bedrijfsopvolging. De faciliteit is van toepassing op via vererving of schenking verkregen ondernemingsvermogen, aanmerkelijkbelangaandelen en daarmee vergelijkbare vermogensbestanddelen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Hoge Raad heeft onlangs beslist dat twee in Canada wonende broers ook in aanmerking kwamen voor de faciliteiten voor de bedrijfsopvolging op hun geërfde aandelenpakketten. Hun in Nederland wonende vader was in 2001 overleden. De aandelen vormden voor de vader een aanmerkelijk belang, maar voor zijn zoons niet. Op basis van de tot en met 31 december 2001 geldende wetgeving kwam een erfgenaam onder voorwaarden in aanmerking voor de faciliteiten voor de bedrijfsopvolging, onder meer als de geërfde aandelen voor de erfgenaam een aanmerkelijk belang volgens de regels voor inwoners van Nederland zouden vormen. Een in het buitenland woonachtige erfgenaam kon aan deze voorwaarde echter niet voldoen en zou toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten mislopen.
De Hoge Raad acht dit een schending van het beginsel van vrijheid van kapitaalverkeer uit het EG-verdrag waarvoor geen (deugdelijke) rechtvaardigingsgrond is te vinden. De Hoge Raad kende daarop beide broers de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten toe. Vanaf 1 januari 2002 geldt echter niet langer meer de voorwaarde dat geschonken of erfrechtelijk verkregen aandelen een aanmerkelijk belang moeten vormen voor de begiftigde of erfgenaam. Vanaf dit tijdstip is dus een discriminerend element in de Nederlandse Successiewet verdwenen.
In de Successiewet bestaat een faciliteit om fiscale belemmeringen bij bedrijfsopvolgingen weg te nemen: de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Deze faciliteit is van toepassing op via vererving of schenking verkregen ondernemingsvermogen of aanmerkelijkbelangaandelen en daarmee vergelijkbare vermogensbestanddelen (hierna: ondernemingsvermogen) en waarbij verkrijger de onderneming ten minste vijf jaar daadwerkelijk voortzet. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit bestaat kort gezegd uit twee delen:
- een voorwaardelijke vermindering van het verschuldigde successierecht of schenkingsrecht tot nihil na vijf jaar voor het verschil tussen de liquidatiewaarde en de lagere going-concernwaarde van het hierboven genoemde ondernemingsvermogen. Gedurende deze vijfjaarsperiode wordt een renteloos uitstel van betaling verleend. Daarnaast bestaat een aanvullende voorwaardelijke vermindering van het verschuldigde successierecht of schenkingsrecht voor 75% (tot 1 januari 2005: 30% en tot 1 januari 2007: 60%) van het resterende ondernemingsvermogen. Ook hier wordt gedurende de vijfjaarsperiode een renteloos uitstel van betaling verleend. Deze twee componenten worden aangeduid als de ‘voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde’. Indien de verkrijger van het ondernemingsvermogen de onderneming ten minste vijf jaar voortzet, wordt de vermindering van het successierecht of schenkingsrecht definitief.
- een rentedragend uitstel van betaling gedurende maximaal tien jaar voor het gedeelte van het ondernemingsvermogen dat resteert nadat de waarde daarvan is verminderd met de onder 1. genoemde voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde. Deze tweede faciliteit staat bekend als de ‘belaste geconserveerde waarde’. Men zij erop bedacht dat de tweede faciliteit dus geen (voorwaardelijke) kwijtschelding is maar een rentedragend uitstel van betaling.
De hierboven genoemde bedrijfsopvolgingsfaciliteit wordt alleen op verzoek verleend. Het verzoek moet bij de aangifte successierecht of schenkingsrecht zijn gedaan maar uiterlijk tot het moment waarop de aanslag onherroepelijk vaststaat.
De Hoge Raad heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of twee in Canada wonende broers ook in aanmerking kwamen voor de faciliteiten voor de bedrijfsopvolging op hun geërfde aandelenpakketten. Hun in Nederland wonende vader was in 2001 overleden. De aandelen vormden voor de vader een aanmerkelijk belang, maar voor zijn zoons niet. Op basis van de tot en met 31 december 2001 geldende wetgeving kwam een erfgenaam onder voorwaarden in aanmerking voor de faciliteiten voor de bedrijfsopvolging, onder meer als de geërfde aandelen voor de erfgenaam een aanmerkelijk belang volgens de regels voor inwoners van Nederland zouden vormen. Een in het buitenland woonachtige erfgenaam kon aan deze voorwaarde echter niet voldoen en zou toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten mislopen.
De Hoge Raad stelde voorop dat (grensoverschrijdende) successie kapitaalverkeer is in de zin van het artikel van het EG-verdrag over vrijheid van kapitaalverkeer. De Hoge Raad was van oordeel dat het aan de in Canada wonende zoons, in tegenstelling tot de in Nederland wonende erfgenamen, onthouden van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten een beperking vormde van dat kapitaalverkeer. Aan de voorwaarde voor het in aanmerking komen voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten -de geërfde aandelen moeten een aanmerkelijk belang volgens de regels voor inwoners van Nederland vormen- kan een in het buitenland wonende erfgenaam niet voldoen. De staatssecretaris had daarvoor een rechtvaardigingsgrond (het verschil in positie in inkomstenbelasting tussen inwoners van Nederland en inwoners van een ander land) aangevoerd.
De Hoge Raad merkte op dat aan de wetsgeschiedenis niet was te ontlenen dat de wetgever voor onderhavige situatie van ongelijke behandeling een rechtvaardigingsgrond voor ogen heeft gestaan. Ook op ander vlak was niet van een rechtvaardigingsgrond gebleken. De Hoge Raad vond de door de staatssecretaris aangehaalde rechtvaardigingsgrond ondeugdelijk en verwierp deze.
De Hoge Raad concludeerde tot een schending van het beginsel van vrijheid van kapitaalverkeer uit het EG-verdrag en kende daarop beide broers de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten toe.
Opmerking
Vanaf 1 januari 2002 geldt echter niet langer meer de voorwaarde dat geschonken of erfrechtelijk verkregen aandelen een aanmerkelijk belang moeten vormen voor de begiftigde of erfgenaam. Vanaf dit tijdstip is dus een discriminerend element in de Nederlandse Successiewet verdwenen.