Een ondernemer behaalt niet alleen stakingswinst op tot het ondernemingvermogen behorende goederen waarvan hij de volle eigendom heeft, maar ook als hij van deze goederen alleen de economische eigendom heeft. Deze situatie kwam aan de orde in een procedure voor Rechtbank Den Haag.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In de procedure had een winkelier zijn zaak gevestigd in een juridisch ongesplitst woon-winkelpand waarvan zijn vrouw de juridische eigendom had. De rechtbank was op basis van de feiten en omstandigheden van oordeel dat de winkelier het volle risico voor alle waardeveranderingen van het hele pand en het tenietgaan droeg. Dit betekende dat hij de economische eigendom daarvan had. Het was buiten discussie dat het winkelgedeelte verplicht ondernemingsvermogen vormde.
De rechtbank was verder van oordeel dat de winkelier ook de bovenwoning tot het ondernemingsvermogen had kunnen rekenen nu de bovenwoning vanwege zijn toezichthoudende mogelijkheden dienstbaar was aan de onderneming. De rechtbank stelde daarop de hoogtes van de stakingswinst (box 1) en het box 3-inkomen vast.
Een ondernemer behaalt niet alleen stakingswinst op tot het ondernemingvermogen behorende goederen waarvan hij de volle eigendom heeft, maar ook als hij van deze goederen alleen de economische eigendom heeft. Deze situatie kwam aan de orde in een procedure voor Rechtbank Den Haag.
In deze procedure had een winkelier zijn zaak gevestigd in een (niet juridisch gesplitst) woon-winkelpand waarvan de juridische eigendom sinds 1966 bij zijn vrouw lag. De winkelier en zijn vrouw waren onder huwelijkse voorwaarden gehuwd. Op 31 december 2002 staakte de winkelier zijn onderneming. Bij de aanslagregeling inkomstenbelasting over 2002 verschilden de winkelier en de inspecteur op enige punten van mening. Het betrof de vragen: welk gedeelte van het pand op het moment van staking tot het ondernemingsvermogen behoorde; welk gedeelte van het pand (dat naar het privévermogen overging) tot de (stakings)winst moest worden gerekend en wat de hoogte van het box 3-inkomen moest zijn.
De rechtbank stelde vast dat de winkelier het pand -kennelijk met instemming van zijn vrouw- vanaf 1966 op zijn ondernemingsbalans had opgenomen. Hij had voorts alle kosten en lasten (inclusief de afschrijvingen) van het pand ten laste van de winst gebracht. Hij betaalde zijn echtgenote geen vergoeding voor het gebruik van het pand en was contractueel daartoe ook niet verplicht. De rechtbank was op basis van de feiten en omstandigheden van oordeel dat de winkelier sinds 1966 het volle risico voor alle waardeveranderingen van het pand en het tenietgaan droeg. Dit betekende dat hij de economische eigendom daarvan had. Het winkelgedeelte vormde verplicht ondernemingsvermogen. Bij staking van de onderneming behaalde de winkelier stakingswinst op het winkelgedeelte.
In de bovenwoning met eigen opgang en sanitair woonden de winkelier en zijn vrouw. Van daaruit hielden zij overzicht en toezicht op de bedrijfsvoering en de bedrijfsruimte. De winkelier had de bovenwoning ook tot het ondernemingsvermogen gerekend. Gezien de bouwkundige staat (afzonderlijk splitsbaar gebruik) was de rechtbank van oordeel dat het woongedeelte in beginsel tot het keuzevermogen behoorde. De ondernemer kan dan binnen redelijke grenzen zelf bepalen of hij het pand tot het ondernemingsvermogen of privévermogen rekent. Nu de bovenwoning dienstbaar was aan de onderneming en het privégebruik niet volstrekt overheersend was, had de winkelier de bovenwoning in redelijkheid tot het ondernemingsvermogen kunnen rekenen. Het bovenstaande leidde ertoe dat de winkelier zowel stakingswinst behaalde op het winkelgedeelte als op de bovenwoning.
De rechtbank stelde daarop de hoogte van de stakingswinst (box 1) en het box 3-inkomen vast.
Opmerkingen
Voor het staken van een onderneming bestaat een aantal faciliteiten. De bekendste daarvan betreffen de stakingswinstvrijstelling (maximaal 3.630, jaar 2009) en de stamrechtvrijstelling (maximaal € 424.978, jaar 2009). In onderhavige procedure komt alleen de voor het jaar 2002 geldende stakingswinstvrijstelling aan bod. Bij de stamrechtvrijstelling kan de stakingswinst binnen gegeven grenzen en voorwaarden worden omgezet in een jarenlang durende lijfrente. In dat geval wordt de piekbelasting over een eenmalige hoge stakingswinst omgezet in veelal gematigder belaste periodieke lijfrenteuitkeringen. Andere fiscale faciliteiten om een plotselinge hoge belastingdruk te voorkomen, zoals de genoemde stamrechtvrijstelling, de middellingsregeling of het staken van de onderneming op 1 januari van het daaropvolgende jaar om daarmee de box 3-heffing van het voorafgaande jaar te matigen, zijn in deze procedure niet aan de orde gekomen.