Nederland is toe aan een herintegratie van het gehele ondernemingsrecht in een Wetboek Ondernemingsrecht voor alle ondernemingsvormen. Dat stelde hoogleraar Ondernemingsrecht Theo Raaijmakers tijdens zijn afscheidsrede ‘Naar een Wetboek Ondernemingsrecht?’ op 27 november.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Dat ondernemingsvormen geheel gescheiden of zelfs helemaal niet geregeld (eenmanszaak) zijn, is bezwarend voor de praktijk en belemmert de ontwikkeling. Eén Wetboek Ondernemingsrecht zou geheel op ondernemers en hun onderneming gericht moeten zijn en ondernemerschap moeten bevorderen.
In 1947 werd besloten het burgerlijk – en handelsrecht samen te brengen in een nieuw Burgerlijk Wetboek (BW). Verzuimd is toen om het handelsrechtelijke ondernemingsrecht (eenmanszaak, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap en de naamloze vennootschap) als één geheel op te nemen in dat nieuw BW.
De openbare vennootschappen (vof, CV en maatschap) zijn geëvolueerd naar juridisch zelfstandige ondernemingsvormen. Zij verschillen in dat opzicht niet wezenlijk van de naamloze en besloten vennootschappen, maar blijven daarvan toch streng gescheiden. De gesloten opzet van Boek 2 BW (rechtspersonen) is achterhaald.
Niet rechtspersoonlijkheid maar ondernemingsvorm moet centraal staan. Aansluiting van openbare vennootschappen bij de BV en NV zou de samenhang hebben hersteld, maar in een nog bij de Staten-Generaal aanhangig wetsvoorstel maakt de wetgever de afstand slechts groter. Hij erkent niet de zelfstandigheid van de openbare vennootschap en regelt haar als ‘bijzondere overeenkomst’. Zo valt het ondernemingsrecht steeds verder uiteen in hoog ommuurde deelterreinen. Het gevolg is: desoriëntatie van de wetgever, steeds complexere regels, juridisering van de ondernemingspraktijk en beperkte mogelijkheden voor vereenvoudigde omzettingen en reorganisaties.
Herintegratie van het ondernemingsrecht is dringend gewenst. Een Wetboek Ondernemingsrecht voor alle ondernemingsvormen biedt een goed analytisch denkmodel. Het dwingt tot aandacht voor de grondrechtelijke vrijheden van ondernemerschap, associatie en bescherming van eigendom. Belangen van partners (aandeelhouders) moeten, vooral bij ‘ruzie’, met passende terugvalregels worden beschermd. Crediteuren mogen niet worden benadeeld door frauduleuze afwenteling van het faillissementsrisico dat inherent blijft aan ‘ondernemen’. Dáárop moet hun bescherming worden toegespitst. Eenmansondernemingen moeten eenvoudig kunnen overgaan, overgedragen, geleverd en ingebracht in een vennootschap, BV, NV of andere ondernemingsvorm.
Prof. M.J.G.C. (Theo) Raaijmakers is sinds 1986 als hoogleraar Ondernemingrecht verbonden aan de Universiteit van Tilburg. Tot 2001 was hij tevens Juridisch Adviseur van Royal Philips. Voorts is hij onder meer raadsheer-plv Gerechtshof Arnhem en tot voor kort lid van de Commissie Kapitaalmarkt van de AFM.
Op 27 november 2009 om 16.15 uur heeft Prof. mr. M.J.G.C. Raaijmakers afscheid genomen als hoogleraar Ondernemingsrecht van de Universiteit van Tilburg en heeft hij zijn rede getiteld: Naar een Wetboek Ondernemingsrecht? uitgesproken.