De verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken of rechten daarop is in beginsel belast met overdrachtsbelasting. Bepaalde verkrijgingen zijn uitgezonderd van de heffing van overdrachtsbelasting. Tot een belastbare verkrijging behoort ook de verkrijging van de economische eigendom. Dit wordt gedefinieerd als een samenstel van rechten en verplichtingen met betrekking tot een onroerende zaak of rechten waaraan deze is onderworpen. Echter, niet elk samenstel van rechten en verplichtingen kwalificeert als economische eigendom. Dat is alleen het geval als daaraan een zakelijk beperkt recht ten grondslag ligt, bijvoorbeeld een recht van opstal of een appartementsrecht. Ontbreekt dat zakelijke beperkte recht, dan is geen sprake van economische eigendom.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Hoge Raad heeft onlangs arrest gewezen in een zaak waarbij sprake was van een verkrijging van een samenstel van rechten en verplichtingen zonder een onderliggend zakelijk recht. Daardoor was uiteindelijk veel minder overdrachtsbelasting verschuldigd.
De verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken of rechten daarop is in beginsel belast met overdrachtsbelasting. Bepaalde verkrijgingen -waaronder die vanwege boedelmenging, erfrecht en in bepaalde situaties van verdeling van een huwelijksgemeenschap of nalatenschap- zijn van heffing van overdrachtsbelasting uitgezonderd.
Tot een belastbare verkrijging behoort ook de verkrijging van de economische eigendom. Dit wordt gedefinieerd als een samenstel van rechten en verplichtingen met betrekking tot een onroerende zaak of rechten waaraan deze is onderworpen. Echter, niet elk samenstel van rechten en verplichtingen kwalificeert als economische eigendom. Dat is namelijk alleen het geval als daaraan een zakelijk beperkt recht ten grondslag ligt, bijvoorbeeld een recht van opstal of een appartementsrecht. Ontbreekt dat zakelijke beperkte recht, dan is geen sprake van economische eigendom en kan dat er toe leiden dat de uiteindelijk verschuldigde overdrachtsbelasting veel minder wordt of zelfs achterwege blijft. Illustratief hierbij is een recente uitspraak van de Hoge Raad. De zaak was als volgt.
Een man was eigenaar voor 19/20ste deel van een perceel grond. Het resterende 1/20ste deel was in handen van een bv waarvan hij directeur en enig aandeelhouder was. Voor het gebruik van de grond betaalde de bv een vergoeding aan de man. De bv had in 1986-1987 op het perceel grond op eigen kosten een opstal, bestaande uit een bedrijfspand met winkelruimte, gesticht. Voor het bouwen van de opstal werd geen recht van opstal gevestigd. De bv betaalde de man geen vergoeding voor het gebruik van de opstal.
Bij notariële akte van verdeling verkreeg de man op 29 augustus 2007 de onverdeelde eigendom van de grond met opstal. De man betaalde de bv een vergoeding voor 1/20ste deel van de waarde van de grond en een vergoeding voor de waarde van de opstal per 29 augustus 2007. Tussen de man en de inspecteur bestond een verschil van mening over de heffingsgrondslag voor de overdrachtsbelasting. Buiten discussie stond dat overdrachtsbelasting was verschuldigd over 1/20ste deel van de waarde van de grond en 1/20ste deel van de waarde van de opstal. De man stelde dat geen overdrachtsbelasting mocht worden geheven over 19/20ste deel van de waarde van de opstal omdat dat deel van de opstal al zijn volle eigendom was door natrekking. Dit houdt in dat het pand door het bouwen op de grond onderdeel wordt van de grond, waardoor de man voor 19/20ste eigenaar zou zijn geworden van het pand. De inspecteur was echter van mening dat de man op 29 augustus 2007 voor 19/20ste deel de economische eigendom van de opstal had verkregen. Rechtbank Arnhem gaf de inspecteur gelijk. De man ging daarop in sprongcassatie bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad was snel klaar met zijn oordeel. Bij een verkrijging van economische eigendom die leidt tot het verschuldigd worden van overdrachtsbelasting, moet sprake zijn van een onderliggend beperkt zakelijk recht (zoals een recht van opstal). Een zodanig recht ontbrak in de onderhavige procedure. Ook de tekst van de Wet op belastingen van rechtsverkeer en het systeem van die wet laten het volgens de Hoge Raad niet toe dat in een dergelijke situatie toch economische eigendom kan worden aangenomen. De Hoge Raad stelde de man daarop in het gelijk en gelastte tot een teruggaaf van € 40.043 aan overdrachtsbelasting.