Hof Arnhem is tot een geheel ander oordeel gekomen dan Rechtbank Arnhem over de vraag of sprake was van een soortaanmerkelijk belang bij letteraandelen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het ging om een bv met letteraandelen, aandelen A en B, die in nominale waarde van elkaar verschilden (f 1 resp. f 0,25). Een aandeel A gaf recht op vier stemmen en een aandeel B op één stem in de algemene vergadering van aandeelhouders. Het gestorte agio per aandeel A bedroeg f 4, en per aandeel B f 4,75.
Een aandeelhouder bezat een pakket aandelen A dat 5,2% van alle aandelen A vormde (boven de aanmerkelijkbelanggrens) maar 3,25% van de aandelen A en B tezamen. In 2001 verkocht hij de aandelen A met winst. De rechtbank was van mening dat het verschil in stemrecht en in de gerechtigdheid tot de agioreserves ertoe leidden dat de aandelen A en B niet als één soort konden worden beschouwd. De aandeelhouder had een aanmerkelijk belang in de aandelen A. Hof Arnhem leidde uit de wetsgeschiedenis af dat aandelen die slechts niet-vermogensrechtelijke verschillen bevatten maar (in verhouding tot het nominale bedrag) wel identieke rechten op de winstreserves van een vennootschap belichamen, tot één soort aandelen behoren. Aandelen A en B behoorden daardoor tot één soort. Het aandelenbezit van de betrokken aandeelhouder bleef onder de 5%-grens en vormde geen aanmerkelijk belang.
Volgens de inkomstenbelastingwet is onder meer sprake van een aanmerkelijk belang als een aandeelhouder al dan niet samen met de (fiscale) partner direct of indirect ten minste het bezit heeft van 5% of meer van het geplaatste kapitaal van een vennootschap. Daarnaast kan een aandeelhouder van soortaandelen ook een aanmerkelijk belang hebben indien de aandeelhouder ten minste 5% van het geplaatste kapitaal van deze soort bezit. Er is sprake van dezelfde soort (certificaten van) aandelen als deze aandelen dooreen leverbaar zijn, dat wil zeggen indien de daaraan verbonden rechten – blijkens de statuten en ook feitelijk – identiek zijn. Zijn de aandelen niet dooreen leverbaar dan spreken we van een aparte soort aandelen. De aandelen zijn zogezegd niet onderling vervangbaar. Een voorbeeld van soortaandelen zijn de (cumulatief) preferente aandelen. Bij letteraandelen kan sprake zijn van soortaandelen, maar dat hoeft niet, zo bleek onlangs uit een uitspraak in hoger beroep van Hof Arnhem. Over deze procedure hebben we bericht toen Rechtbank Arnhem uitspraak had gedaan. De zaak was als volgt.
Een in 1999 opgerichte bv had naast cumulatief preferente aandelen, ook aandelen A en aandelen B uitgegeven. De nominale waarde van aandelen A resp. B bedroeg f 1 resp. f 0,25. De uitgiftekoers van beide aandelen bedroeg f 5. Het agio per aandeel A resp. B bedroeg daarom f 4 resp f 4,75. De agioreserves werden apart geregistreerd. Een aandeel A gaf recht op vier stemmen per aandeel en een aandeel B gaf recht op één stem in de algemene vergadering van aandeelhouders.
Een aandeelhouder bezat een pakket aandelen A dat 5,2% van alle aandelen A vormde en 3,25% van de aandelen A en B tezamen. Hij verkocht al deze aandelen A in 2001 en gaf dit niet aan als belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. Hij was van mening dat zijn aandelenbezit geen aanmerkelijk belang vormde, omdat er geen (wezenlijk) verschil tussen de aandelen A en B aanwezig was, de aandelen onderling vervangbaar waren en kwalificeerden als één soort. De inspecteur meende echter dat sprake was van een aanmerkelijk belang omdat de verschillen tussen de aandelen A en B ertoe leidden dat de aandelen niet dooreen leverbaar zouden zijn. Hij legde een navorderingsaanslag op over de vervreemdingswinst. De zaak kwam voor Rechtbank Arnhem
De rechtbank leidde uit de wetsgeschiedenis af dat een vennootschap meer soorten aandelen heeft, indien de aan die aandelen verbonden rechten niet identiek zijn en dat dit slechts uitzondering lijdt indien die aandelen zich uitsluitend van andere aandelen onderscheiden doordat aan die aandelen een benoemingsrecht is verbonden dan wel het recht om de naam van de vennootschap te mogen bepalen (of een daarmee vergelijkbaar recht) of doordat voor die aandelen een bijzondere aanbiedingsregeling geldt (of een daarmee vergelijkbaar recht). Volgens de rechtbank had de aandeelhouder een soortaanmerkelijk belang in aandelen A. De aandeelhouder ging daarop in beroep bij Hof Arnhem.
Hof Arnhem nam eveneens de wetsgeschiedenis in aanmerking en stelde vast dat aandelen die slechts niet-vermogensrechtelijke verschillen bevatten maar (in verhouding tot het nominale bedrag) wel identieke rechten op de winstreserves van een vennootschap belichamen, tot één soort aandelen behoren. De door de inspecteur en de rechtbank voorgestane opvatting dat de hiervoor genoemde wettelijke uitzonderingen op de soortaandelenbepaling limitatief zijn bedoeld, lag naar het oordeel van het hof niet in lijn met de bedoeling van de wetgever.
De aandelen A en B bevatten identieke rechten met betrekking tot de winstreserves van de BV. Het Hof merkte deze aandelen voor de toepassing van de aanmerkelijkbelangregeling daarom aan als één soort. Het verschil in stemrecht en het verschil in nominaal kapitaal en agio tussen beide aandelen brachten het hof niet tot een ander oordeel. Nu de aandelen A en B één soort vormden, bleef het aandelenpakket van de aandeelhouder onder de 5%-grens en vormde het geen aanmerkelijk belang. Het hof vernietigde daarop de uitspraak van de rechtbank en de navorderingsaanslag.