De Vaste commissie van justitie van de Eerste Kamer heeft in een voorlopig verslag vragen gesteld over het wetsvoorstel vorderen gegevens.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het wetsvoorstel bevoegdheden vorderen gegevens is op 2 november 2004 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer en ligt nu bij de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel is gebaseerd op de voorstellen uit 2001 van de commissie strafvorderlijke gegevensvergaring in de informatiemaatschappij (de zogenoemde commissie Mevis). Voor banken en telecom-aanbieders zijn al aparte wetten gemaakt, namelijk de wet vorderen gegevens financiële sector en de wet vorderen gegevens telecommunicatie. In het wetsvoorstel vorderen gegevens wordt de toegang tot gegevens voor politie en justitie makkelijker en worden verschillende drempels en waarborgen verlaagd.
Het voorstel maakt onderscheid tussen drie categorieën gegevens: identificeerbare gegevens (naam, adres), andere gegevens (verkeersgegevens, logs, administratie) en bijzondere gegevens. Bij identificeerbare gegevens gaat het niet alleen om iemands naam, adres, woonplaats, postadres, geboortedatum of geslacht, maar ook om zogenoemde administratieve kenmerken, zoals een klantnummer, een nummer van een polis, een bankrekeningnummer, of een lidmaatschapsnummer. Deze gegevens kunnen door iedere agent of opsporingsambtenaar mondeling worden opgevraagd.
De categorie ‘andere gegevens’ is zeer omvangrijk. Het gaat om vooral om gegevens uit de administratie van bedrijven. Om deze gegevens in te zien, is nu nog een gerechtelijk bevel nodig, maar in het wetsvoorstel volstaat een bevel van de officier van justitie. Alleen voor bijzondere gegevens, zoals godsdienst, ras, politieke gezindheid, gezondheid of seksuele leven, blijft een gerechtelijk bevel noodzakelijk.
De CDA fractie wil meer duidelijkheid over de waarborgen tegen willekeurige inmenging en misbruik van bevoegdheiden. “In verband daarmee wordt gewezen op het belang van het proces-verbaal dat moet worden opgemaakt van verstrekking. In dat proces-verbaal dienen de feiten en omstandigheden te worden vermeld waaruit blijkt dat is voldaan aan het vereiste van een verdenking van een strafbaar feit van bepaalde ernst en waarin de reden waarom de gegevens in het belang van het onderzoek worden gevorderd dient te worden vermeld. Vervolgens luidt de memorie van toelichting: ‘Het proces-verbaal dient, voor zover het voor het onderzoek in de zaak van betekenis is, bij de processtukken te worden gevoegd.’ De in deze zin besloten liggende restrictie voor zover het voor het onderzoek in de zaak van betekenis is, konden de leden van de CDA-fractie niet goed plaatsen. Indien een dergelijk proces-verbaal buiten het procesdossier kan worden gehouden, impliceert dat al meteen, dat er geen rechterlijke controle meer op mogelijk is. Dat is nu juist een institutionele waarborg die opsporingsambtenaren en officieren van justitie ertoe dwingt zich rekenschap te geven van hun verantwoordelijkheid.”
De CDA fractie stelt ook vraagtekens bij het argument dat de wet vorderen gegevens noodzakelijk is in het belang van de opsporing. In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat steeds meer gegevens beschikbaar zijn door ontwikkelingen in de ICT. De memorie zegt daarover: “Wanneer deze gegevens kunnen bijdragen in de opsporing van strafbare feiten, is het voor de instanties die belast zijn met de opsporing van belang om over deze gegevens de beschikking te kunnen krijgen.” De CDA fractie vraagt zich af of deze gegevens ook al niet voor handen waren voordat ICT een vlucht had genomen. “Bij lezing van de memorie van toelichting en de daar genoemde voorbeelden van alle mogelijke soorten gegevens zijn de leden van de CDA-fractie geen gegevens tegengekomen die niet ook al in het tijdperk voor – zeg – 1980 voor handen waren bij de bedoelde instellingen en bedrijven. Hooguit zou men kunnen opmerken, dat de elektronisering het verzamelen en bewaren van gegevens zodanig heeft vergemakkelijkt, dat wellicht instellingen en bedrijven thans van derden meer gegevens hebben dan vroeger het geval was. Door de elektronisering is een zekere rem op het vergaren en bewaren van gegevens, een zekere selectiviteit met het oog op doel en nut ervan, onmiskenbaar verminderd.” De redengeving motiveert, volgens het CDA, tot een zo gemakkelijk mogelijke toegang tot zoveel mogelijk gegevens. “Het nodigt uit tot fishing expeditions. Dat baarde de leden van de CDA-fractie – naast de zorg over de respectering van de persoonlijke levenssfeer van derden (niet verdachten!) – de nodige zorgen.”
Dossier Bevoegdheden vorderen gegevens (29.441), Eerste Kamer