Werknemer is sinds 1 september 1995 in dienst bij (de rechtsvoorgangster van) werkgeefster als financial director. Tevens is werknemer benoemd tot statutair directeur van werkgeefster. Op 27 augustus 2009 heeft de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) ook R., een derde, tot statutair directeur benoemd. Werknemer heeft de aandeelhouders voorafgaand aan het benoemingsbesluit geadviseerd tegen de benoeming van R. te stemmen en na het nemen van het besluit aangedrongen op het onmiddellijke ontslag van R. De aandeelhouders hebben aan deze verzoeken geen gehoor gegeven, waardoor tussen partijen een geschil is ontstaan.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Raad van Commissarissen (RVC) heeft werknemer op 13 oktober 2009 schriftelijk in kennis gesteld van het doen plaatsvinden van een buitengewone vergadering van aandeelhouders op 5 november 2009 waarin als agendapunt het ontslag van werknemer als statutair directeur wordt vermeld. De RVC heeft tevens aangegeven dat werknemer met onmiddellijke ingang is vrijgesteld van werkzaamheden. Werknemer heeft voorts op 16 november 2009 zijn zienswijze kunnen geven op het voornemen om hem te schorsen. Vervolgens is aan werknemer op 19 oktober 2009 schriftelijk medegedeeld dat hij per 16 oktober 2009 tot het moment van de buitengewone vergadering van aandeelhouders is geschorst, met behoud van salaris, onder aanvoering van de redenen van de schorsing, waaronder de moeizame samenwerking tussen de directie en de RVC.
Vordering werknemer
Werknemer vordert in kort geding wedertewerkstelling onder verwijzing naar het feit dat hij een uitstekende staat van dienst heeft. Werkgeefster maakt zich volgens werknemer schuldig aan onzorgvuldig werkgeverschap en willekeur. Zo stelt werknemer op het moment van de schorsing niet op de hoogte te zijn geweest van de redenen van de schorsing. Ook is geen sprake van een acuut onhoudbare situatie welke voor een schorsing noodzakelijk is. Werkgeefster heeft dan ook in strijd gehandeld met de eisen van goed werkgeverschap in de zin van artikel 7:611 Burgerlijk Wetboek (BW) en de eisen van redelijkheid en billijkheid in de zin van de artikelen 2:8 en 2:15 BW.
Beoordeling
De voorzieningenrechter doet ter terechtzitting onmiddellijk mondeling uitspraak en oordeelt dat de vordering van werknemer tot wedertewerkstelling dient te worden afgewezen. Het belang van werknemer om voor drie dagen weer aan het werk te kunnen weegt niet op tegen het belang van werkgeefster bij het handhaven van de schorsing. Indien de AVA immers besluit om niet over te gaan tot het ontslag van werknemer als statutair directeur, zal de schorsing worden opgeheven en werknemer vanaf 5 november 2009 weer op gebruikelijke wijze zijn werkzaamheden kunnen verrichten.
Werknemer heeft echter ook aangevoerd dat zijn belang verder reikt dan het verrichten van werkzaamheden gedurende drie dagen, nu een positieve beslissing van de voorzieningenrechter hem zal kunnen steunen tijdens de buitengewone vergadering van aandeelhouders. De voorzieningenrechter oordeelt dat werknemer er bij deze stelling echter aan voorbij gaat dat de RVC uit hoofde van artikel 2:257 BW te allen tijde bevoegd is om een statutair directeur te schorsen. Er is op voorhand niet gebleken dat het besluit van de RVC lichtvaardig is genomen of vernietigbaar is vanwege strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Hierbij speelt een rol dat eiser is gehoord en in de gelegenheid is gesteld om zijn adviserende stem uit te brengen. Ten onrechte heeft werknemer voorts gesteld dat geen sprake zou zijn van een acuut onhoudbare situatie nu er immers een vertrouwenscrisis binnen het bedrijf van werkgeefster bestaat welke heeft geleid tot een onhoudbare situatie die de schorsing van werknemer rechtvaardigt.
Conclusie
In de uitspraak van de voorzieningenrechter komt duidelijk naar voren dat de werknemer die tevens de rol van statutair directeur vervult een andere positie inneemt dan de gewone werknemer. Naast het arbeidsrecht zal daartoe tevens het vennootschapsrecht een belangrijke rol spelen in het al dan niet kunnen schorsen van een werknemer die tevens statutair directeur is.
mr. Fleur Los, Van Diepen Van der Kroef Advocaten