De Hoge Raad heeft onlangs nogmaals uitspraak gedaan over de vraag of de inspecteur de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaren over inkomensbestanddelen uit het buitenland kon toepassen. Dit arrest bouwt voort op twee arresten van de Hoge Raad van 26 februari 2010.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In de onderhavige procedure ontdekte de inspecteur eind 1999 dat de belastingdienst bij de opsporing van de verzwegen buitenlandse provisies in 1996 ten onrechte in de veronderstelling had verkeerd dat over de jaren 1987 tot en met 1989 niet meer kon worden nagevorderd. Daarbij was alleen gekeken naar de standaard navorderingstermijn van vijf jaar.
De inspecteur wilde nu alsnog navorderen op grond van de verlengde navorderingstermijn. Hof Amsterdam was het daarmee eens, maar deze uitspraak is door de Hoge Raad vernietigd. Volgens de Hoge Raad had de inspecteur in de onderhavige procedure meer tijd gebruikt dan nodig was voor het voorbereiden en vaststellen van de navorderingsaanslagen dan aanvaardbaar was volgens de regels uit de twee arresten. De opgelegde navorderingsaanslagen konden daarom niet in stand blijven.
De Hoge Raad heeft onlangs nogmaals uitspraak gedaan over de vraag of de inspecteur de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaren over inkomensbestanddelen uit het buitenland kon toepassen. Dit arrest bouwt voort op twee arresten van de Hoge Raad van 26 februari 2010.
In de onderhavige procedure ontdekte de inspecteur eind 1999 dat de belastingdienst bij de opsporing van verzwegen buitenlandse provisies in 1996 ten onrechte in de veronderstelling had verkeerd dat over de jaren 1987 tot en met 1989 niet meer kon worden nagevorderd. De medewerkers van de belastingdienst hadden daarbij alleen gekeken naar de standaard navorderingstermijn van vijf jaar. De inspecteur wilde nu alsnog navorderen op grond van de verlengde navorderingstermijn. Hof Amsterdam deed in 2004 uitspraak en stelde daarbij de inspecteur in het gelijk.
In de jaren daarna waren twee andere procedures van de Hoge Raad aanhangig over de toelaatbaarheid van de verlengde navorderingstermijn. De Hoge Raad stelde daarom hierover enkele prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie (HvJ EU). Op 11 juni 1999 deed het HvJ EU uitspraak. Daarna deed de Hoge Raad op 26 februari 2010 uitspraak in die zaken en formuleerde enige regels voor de verlengde navorderingstermijn.
De Hoge Raad toetste vervolgens de feiten en omstandigheden van de onderhavige procedure aan die regels. De Hoge Raad merkte op dat de uitspraak van Hof Amsterdam en de stukken van het geding geen andere conclusie toelieten dan dat de inspecteur midden 1996 over de gegevens beschikte voor het opleggen van de navorderingsaanslagen. De belastingdienst had echter eerst in de veronderstelling verkeerd dat geen navordering meer mogelijk was vanwege het verstrijken van de vijfjaarstermijn voor ‘normale’ navordering. Pas op 28 december 1999 legde de inspecteur navorderingsaanslagen op met toepassing van de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar.
De Hoge Raad kwam na toetsing van de feiten uit de onderhavige procedure aan de regels van de twee eerdere arresten tot het oordeel dat de inspecteur meer tijd had gebruikt dan nodig was voor het voorbereiden en vaststellen van de navorderingsaanslagen dan aanvaardbaar was. De opgelegde navorderingsaanslagen konden daarom niet in stand blijven.