Commentaar op het rapport Toegang tot rechterlijke uitspraken
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
(Zie opmerking en verwijzingen naar aanverwante informatie onderzijde artikel)
Vele malen per jaar typ ik ‘en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van [datum]’ en sla ik het aldus afgesloten concept-arrest voldaan in mijn computer op. De VMC-studiecommissie Openbaarheid van rechtspraak heeft deze frase in haar rapport Toegang tot rechterlijke uitspraken nu genadeloos als een leugen (misschien wel De Grootste Leugen) ontmaskerd. Mijn arrest wordt evenmin als de overgrote meerderheid van de rechterlijke beslissingen in Nederland ooit op een terechtzitting uitgesproken en al helemaal niet in het openbaar. De procureurs van partijen krijgen de grosse of een afschrift en voor het overige verdwijnt het arrest met het griffiedossier in het archief. Heel misschien komt het op de site van www.rechtspraak.nl terecht, maar dan moet het tot de statistisch haast verwaarloosbare elite van 0,9% gelukkigen toetreden. Bovendien is de kans groot dat het arrest om privacyredenen dan ook nog eens wordt geanonimiseerd. Leve de openbaarheid van onze rechtspraak dus!
Ooit werden alle vonnissen op een openbare terechtzitting uitgesproken. In strafzaken gebeurt dat bij misdrijven – zij het vaak kort samengevat – als regel nog steeds (zeker als de verdachte is verschenen), maar ook in civiele procedures hielden onze gerechten tot vrij recent (rol)zittingen waarop de uitkomst van elke zaak in ieder geval summier werd bekendgemaakt. Nu gaan de vonnissen uitsluitend voorzien van handtekeningen en stempels via rolwaarnemer en procureur naar partijen.Anderen kunnen maar in beperkte mate van de vonnissen kennis nemen. De paradox is dus dat rechterlijke uitspraken steeds minder openbaar worden naarmate onze middelen om informatie toegankelijk te maken toenemen.
Dat is volstrekt onnodig. Anno 2006 zouden wij vonnissen gemakkelijk op het internet kunnen zetten. Dat doen wij ook, maar in zeer beperkte mate. Wij, dat wil zeggen de regels die namens de Raad voor de rechtspraak voor publicatie van vonnissen op www.rechtspraak.nl zijn opgesteld, schrijven voor dat onder meer tussenvonnissen, civiele verstekvonnissen en vonnissen die eenvoudig zijn afgedaan, niet in het openbare bestand worden opgenomen en dat overigens in het algemeen
alleen vonnissen van enig juridisch of maatschappelijk belang een plek op de site verdienen. Doorgaans zijn het de rechters zelf of leden van een commissie van hun gerecht die deze selectie maken. Gevolg is dat het publiek langs deze weg kennis kan nemen van slechts een kleine 15.000 van de bijna 1,7 miljoen uitspraken die onze rechterlijke instanties jaarlijks doen, en daarbij niet weet of de selectie aan de daaraan te stellen normen voldoet.
De uitspraak geschiedt in het openbaar
Moet dat dan niet anders? ‘De uitspraak geschiedt in het openbaar’, staat sinds 1983 keihard en ongeclausuleerd in artikel 121 Grondwet. De Hoge Raad heeft echter meermalen bepaald dat hieraan op andere wijze mag worden voldaan dan door gehele of gedeeltelijke voorlezing ter openbare terechtzitting, bijvoorbeeld door overhandiging aan de procureur van een afschrift van de rol waarop de uitspraak is vermeld. Het vonnis zelf moet overigens wel compleet zijn, ook als de zaak ten dele achter gesloten deuren is behandeld: met de beslissing van het hof Amsterdam in de Mink K.-zaak een deel van zijn overwegingen – ook voor betrokkenen (‘de daarvoor in aanmerking komende personen’) – geheim te houden maakte de Hoge Raad met een beroep op artikel 121 Gw terecht korte metten. ‘Het betreft hier een waarborg van de burger tegen geheime vonnissen’, zegt de Memorie van Toelichting bij het voorstel tot invoering van het huidige artikel 121.
Artikel 121 bepaalt echter niet dat vonnissen na het uitspreken ongelimiteerd toegankelijk moeten blijven. Ook lagere wetgeving doet dat niet. In haar rapport beschrijft de commissie uitvoerig de geschiedenis en de reikwijdte van de relevante wettelijke bepalingen. Deze verlenen een ieder die daarom – gemotiveerd – vraagt, weliswaar in beginsel het recht op afschriften van vonnissen, maar de griffier (civiel) of de voorzitter (straf) kan afgifte ter bescherming van belangen van anderen geheel of gedeeltelijk weigeren. De verzoeker kan in het laatste geval wel een geanonimiseerd afschrift of een uittreksel krijgen. Alleen bij uitspraken van de administratieve rechter bestaan deze beperkingen (nog) niet.
De bescherming van de persoonlijke levenssfeer is de voornaamste drijfveer voor het opleggen van beperkingen aan de openbaarheid van vonnissen. Dat je als verdachte, getuige of partij in een openbare zitting soms de meest intieme informatie moet prijsgeven, wil niet zeggen dat die vervolgens via het internet oproepbaar moet kunnen zijn en blijven. Terecht stelt Van de Pol dat ‘informatie die op het web is geplaatst vanaf dat moment een vrijwel oncontroleerbaar leven gaat leiden’. Maar is dat niet inherent aan de wijze waarop onze maatschappij zich ontwikkelt? En zijn wij in Nederland niet erg gevoelig voor onze privacy? Zo anonimiseert www.rechtspraak.nl zelfs eenmansbv’s, alsof het voor het zaken doen niet van belang kan zijn te weten hoe een bedrijf functioneert, ook buiten het kader van het handelsregister.
Het VMC-rapport laat verder voorbeelden uit de praktijk zien waaruit blijkt dat de website van de Raad voor de rechtspraak soms inconsequent te werk gaat. Werden bij enkele geruchtmakende uitspraken over alom bekende bedrijven (Feyenoord, Armani) en personen (J. van den Herik) in persberichten van de Raad naam en toenaam genoemd, in de arresten zelf trof men deze uitsluitend geanonimiseerd aan (J. van den H, voorzitter van een Rotterdamse voetbalclub, of zelfs uitsluitend ‘eiser’ en ‘gedaagde’). In veel landen ziet men geen been in het publiceren van foto’s en volledige namen en – in The New York Times bijvoorbeeld – zelfs huisadressen van verdachten of veroordeelden in strafzaken. Wij plakken balkjes en gebruiken initialen, tenzij dat echt te gek zou zijn.
Het EVRM biedt geen soelaas
Biedt het EVRM dan geen soelaas? Artikel 6 lid 1 EVRM bepaalt evenals artikel 121 Gw zonder restrictie dat ‘judgment shall be pronounced publicly’. Maar het Straatsburgse hof neemt, net als onze Hoge Raad, genoegen met de ‘longstanding tradition of recourse to other means, besides reading out aloud, for making public the decisions […], for example deposit in a registry accessible to the public’. Toezending aan de veroordeelde persoon achtte het hof in een Zwitserse militaire zaak zelfs voldoende, al kwam de uitspraak vanwege het belang daarvan uiteindelijk wel in een jurisprudentiebundel terecht. In een aantal gevallen (gezagsvoorziening voor een kind en medische informatie over een veroordeelde persoon) bepaalde het hof dat publicatie het belang van artikel 6 eerder zou schaden dan zou dienen. Kortom, artikel 6 EVRM lijkt,
met uitzondering van ’s Hofs eigen arresten, soms nog meer beperkingen dan artikel 121 Gw toe te laten en over het publiceren van uitspraken op het internet hebben we het dan niet eens. Bovendien biedt artikel 8 EVRM fors tegengas.
Maar wat is dan het belang van artikel 6 waarop het hof doelt? ‘To ensure scrutiny of the judiciary by the public with a view to safeguarding the right to a fair trial’, overweegt het in het Pretto-arrest (1983). Wij moeten ter bescherming van het recht op een eerlijk proces als publiek in staat zijn controle op de rechterlijke macht uit te oefenen. Het toetsingskader omvat dus meer dan alleen de wens geheime processen te voorkomen.
En daar komt, met alle respect voor de grondigheid waarmee de VMC-rapporteurs te werk zijn gegaan, mijn eerste punt van kritiek op hun studie. De commissie inventariseert, vat samen en doet aanbevelingen, maar laat eigenlijk na haar bevindingen en voorstellen systematisch aan een fundamentele kapstok op te hangen.
Zo is op het eerste gezicht best iets te zeggen voor de (eerste) aanbeveling vonnissen op het internet te zetten als middel om het gegroeide openbaarheidsmanco op te heffen. Wie wil dat niet? Maar moet dat dan, met het oog op het kunnen controleren van de rechterlijke macht, met alle vonnissen gebeuren? Of kan toch een zekere selectie worden gemaakt? Maar door wie dan en op basis van welke criteria? Controle op de rechterlijke macht betekent ten eerste dat je moet kunnen nagaan of de regels juist worden toegepast. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld civiele zaken die bij verstek worden afgedaan. Passen de rechtbanken artikel 139 Rv wel goed toe? Of vinden zij niet erg snel dat vorderingen niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen? En krijgen dagvaardende en executerende incassodeurwaarders niet al te gemakkelijk een executiemiddel in handen?
Controle op de rechterlijke macht betekent ook dat je moet kunnen nagaan of een rechter onafhankelijk tegenover alle procespartijen staat. Tegenwoordig kun je op www.rechtspraak.nl de nevenfuncties van rechters vinden. Maar als eenmansbv’s worden geanonimiseerd, kun je als buitenstaander niet zien of een rechter wellicht een ongeoorloofde band met een dergelijke procespartij heeft. Het lijkt dus of www.rechtspraak. nl wat al te veel weglakt, maar het was mooi geweest, als de studiecommissie had geprobeerd op een systematische wijze normen voor een ruimhartiger openbaarheidsbeleid te ontwikkelen.
Misschien is er iets voor te zeggen ter bevordering van de controle op de rechterlijke macht het raadkamergeheim overboord te gooien. Weliswaar worden, vooral in eerste aanleg, de meeste zaken enkelvoudig afgedaan en staat de naam van de rechter onder het vonnis, maar van meervoudige colleges weet de buitenstaander niet hoe de verhoudingen binnenskamers hebben gelegen. Menig rechter heeft ook een zekere schroom (en misschien wel angst – zo zijn de namen en gezichten van de Haagse rechters die de Hofstadgroep in de Osdorpse bunker hebben berecht, zorgvuldig buiten de publiciteit gehouden) zijn identiteit bloot te geven, maar dat is niet in overeenstemming met de controle die op zijn werk moet kunnen worden uitgeoefend.
Anonimiseren van uitspraken
Terecht merkt de commissie bij haar vierde aanbeveling op dat het anonimiseren van persoonsgegevens zoals dat bij www.rechtspraak.nl gebeurt, een kostbare en tijdrovende operatie is. De vraag is of daarmee ook in strijd met het in artikel 121 Gw vervatte gebod dat ‘de uitspraak in het openbaar [geschiedt]’ wordt gehandeld. Dit gebod houdt niet in dat een vonnis na het uitspreken daarvan tot in lengte van dagen openbaar moet blijven. Ook in meer ‘primitieve’ maatschappijen wordt (werd) een veroordeelde maar voor een beperkte tijd aan de schandpaal genageld. Meer is ter voorkoming van geheime vonnissen en ter controle van de rechterlijke macht niet vereist.
Hierop aansluitend ben ik niet zo gelukkig met de tweede aanbeveling in het openbaar’ is een absoluut gebod dat wij, ook al wordt daarmee in de praktijk de hand gelicht, niet mogen prijsgeven, net zo min als het absolute censuurverbod van artikel 7. Misschien zou, als niet feitelijk een openbare terechtzitting voor het uitspreken van vonnissen wordt gehouden (of als aanvulling daarop), kunnen worden bepaald dat vonnissen op de dag van de uitspraak integraal op de site van het betrokken gerecht worden gezet en daarna zo nodig geanonimiseerd toegankelijk worden gemaakt. Dat zou m.i. het meest recht doen aan alle doelstellingen van artikel 121 Gw: naast het voorkomen van geheime vonnissen en het controleren van de rechterlijke macht ook het bevorderen van rechtseenheid en rechtsvorming. Verder zou een dergelijke oplossing het best aansluiten bij de technologische middelen waarover wij vandaag de dag beschikken. Natuurlijk stelt het publiceren op het internet kwaadwillenden in staat daarmee aan de haal te gaan, maar dat kan nu in principe ook. Wie zich daarvan het slachtoffer voelt,
zal dan een procedure tegen de schender van zijn privacy moeten aanspannen.van de studiecommissie. ‘De uitspraak geschiedt
Als deze suggestie wordt gevolgd, kan men de zin ‘De uitspraak geschiedt in het openbaar’ handhaven en zou artikel 121 kunnen worden aangevuld met iets als: ‘Elk vonnis is na het uitspreken daarvan openbaar toegankelijk, behoudens ….’? (NB: Wij moeten ook iets vinden voor het woord ‘uitspraak’, dat steeds in twee betekenissen wordt gebruikt.) En dan komt mijn tweede opmerking van systematiek: zou de Wet openbaarheid van bestuur niet het fundament kunnen zijn waarop de toegankelijkheid van (uitgesproken) vonnissen wordt gebouwd?
De Wob bevat een afgewogen systeem van beperkingen op het recht op informatie en heeft het controleren van onderdelen van onze overheid als belangrijk doel. De rechterlijke macht zou op die manier mooi kunnen aanschuiven. De studiecommissie heeft – naar ik aanneem: bewust – ervoor gekozen de mogelijke toepasbaarheid van de Wob niet te bespreken, maar dat is jammer, ook al omdat diverse commissieleden veel van de Wob afweten. (Dit is een feit van algemene bekendheid.) Pas in de allerlaatste zin van haar aanbevelingen spreekt de commissie over een algemene wettelijke regeling inzake de toegang tot overheidsinformatie waaraan zou kunnen worden aangehaakt.
Of is dat de aanzet tot een sequel?
Hoe dan ook, het zeer lezenswaardige rapport van De Meij, Ekker, Haeck, Hins en Wopereis bevat veel waardevolle informatie en ideeën en levert meer dan voldoende stof voor een vruchtbare discussiemiddag in de beste traditie van de VMC.
mr. Willem Korthals Altes is raadsheer in het Gerechtshof Arnhem en Fellow van het Instituut voor Informatierecht
Dit artikel is eerder verschenen in Mediaforum 2006-4 en is door de redactie geselecteerd voor herpublicatie.