Stel, u komt met een van uw medewerkers overeen dat het dienstverband wegens bedrijfseconomische redenen eindigt. In de vaststellingsovereenkomst neemt u op dat werknemer een ontslagvergoeding ontvangt. Echter nog voordat het dienstverband is geëindigd, ontslaat u deze medewerker vervolgens terecht op staande voet. De vraag is dan of deze werknemer toch nog een beroep kan doen op de in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen ontslagvergoeding?
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Kantonrechter Amsterdam
De Kantonrechter Amsterdam, die deze vraag recent moest beantwoorden, oordeelde uiteindelijk dat de vaststellingsovereenkomst van kracht is gebleven en dat de overeengekomen vergoeding gewoon betaald moest worden. De werkgever stelde zich weliswaar op het standpunt dat werknemer zich niet meer op de vaststellingsovereenkomst kon beroepen en dus geen recht had op de ontslagvergoeding, maar de kantonrechter volgt deze redenering niet en overweegt daartoe als volgt. Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen zich ter beëindiging of voorkoming van een geschil. Een dergelijke overeenkomst is bovendien geldig indien zij in strijd met het dwingend recht is gesloten. Wel kan een vaststellingsovereenkomst worden vernietigd, bijvoorbeeld indien nakoming daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Die vernietiging heeft werkgever niet gevorderd. De werkgever stelde zich voorts op het standpunt, dat toewijzing van de vordering van werknemer tot niet te aanvaarden gevolgen zou leiden. Een werknemer zou na het sluiten van een vaststellingsovereenkomst een vrijbrief hebben om een dringende (ontslag op staande voet) reden te veroorzaken. Dit standpunt werd ook verworpen. De kantonrechter is -kort gezegd- van oordeel dat, nu de vaststellingsovereenkomst niet is vernietigd, de vaststellingsovereenkomst zo moet worden uitgelegd dat aanspraak blijft bestaan op de beëindigingsvergoeding.
Ontbindingsbeschikkingen
Min of meer dezelfde problematiek doet zich voor indien de arbeidsovereenkomst niet meer bestaat op de datum met ingang waarvan deze door een beschikking van de kantonrechter werd ontbonden. Dit kan het geval zijn indien de werknemer bijvoorbeeld in de tussentijd op staande voet wordt ontslagen of indien de werknemer onverhoopt komt te overlijden. De vraag is dan of de in de beschikking opgenomen vergoeding aan werknemer nog steeds betaald moet worden. Dit wordt wel aangeduid als het leerstuk van de tweemaal beëindigde dienstbetrekking. In de literatuur wordt verdedigd dat in een dergelijk geval aan de ontbindingsbeschikking geen rechtskracht, althans geen rechtsgevolg, meer toekomt en derhalve ook een daarin eventuele toegekende vergoeding niet meer verschuldigd is. De Hoge Raad heeft echter aangegeven dat aan de ontbindingsbeschikking wel degelijk rechtskracht toekomt. De ontbindingsbeschikking levert een executoriale titel op en de werknemer of diens erven kunnen de vergoeding blijven opeisen.
Het voorkomen van ongewenste situaties
Gelet op het bovenstaande kan er aldus aanspraak op een ontslagvergoeding bestaan terwijl de arbeidsovereenkomst daarvoor en omwille van een andere reden reeds is geëindigd. Dit kan leiden tot ongewenste situaties. Een manier om dergelijke situaties te voorkomen, is bijvoorbeeld het opnemen van een voorwaarde “voor zover de arbeidsovereenkomst dan nog bestaat”. Indien een dergelijke voorwaarde namelijk in de beschikking of in de vaststellingsovereenkomst wordt opgenomen, dient eerst deze voorwaarde te zijn vervuld, alvorens men aanspraak kan maken op de vergoeding. Op het moment dat de werknemer in de tussentijd op staande voet wordt ontslagen (of indien hij komt te overlijden), eindigt op dat eerdere moment de arbeidsovereenkomst en bestaat er geen recht meer op een vergoeding.