Een bestuurder van een vennootschap kan aansprakelijk worden gesteld, indien de vennootschap niet tijdig aan de belastingdienst meldt dat zij de belasting niet kan betalen. Maar wanneer is nog sprake van een bestuurder? En is het in het handelsregister nog als statutair bestuurder ingeschreven staan daarbij doorslaggevend? Deze vragen kwamen in een recent arrest van de Hoge Raad aan de orde.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Een bestuurder van een vennootschap kan aansprakelijk worden gesteld, indien de vennootschap niet tijdig aan de belastingdienst meldt dat zij de belasting niet kan betalen. Maar wanneer is nog sprake van een bestuurder? En is het in het handelsregister nog als statutair bestuurder ingeschreven staan daarbij doorslaggevend? Deze vragen kwamen in een recent arrest van de Hoge Raad aan de orde. De zaak was als volgt.
Een makelaar / register taxateur werd in het voorjaar van 1998 door de directeur-grootaandeelhouder (dga) van een vennootschap benaderd of hij (onbezoldigd) directeur wilde worden van een nog lege bv. De bv werd ingezet bij een project waarbij een strategische grondpositie moest worden ingenomen en waarbij het nog niet wenselijk was kenbaar te maken wie belangen had bij een bepaald perceel grond. De makelaar kende de vennootschap en de dga beroepshalve en stemde daarom in met de bestuursfunctie. De bestuursactiviteiten waren summier. Het bestond uit het ontvangen en doorzenden van algemene poststukken. Bovendien zou het alleen betrekking hebben op de realisatie van het project. In november 1998 tekende de makelaar de overeenkomst tot zijn benoeming als directeur van de bv. Daarin was onder meer opgenomen dat de makelaar de vennootschap volmacht verleende om de bv te vertegenwoordigen met betrekking tot alle beheers- en beschikkingsdaden. Een derde schreef de makelaar in het handelsregister in als zelfstandig bevoegd bestuurder van de bv. In december 1999 richtten de bv en een andere vennootschap een nieuwe gemeenschappelijke dochtervennootschap op voor nieuwe vastgoedactiviteiten zonder dat de makelaar daar wetenschap van had. De bv en de andere vennootschap werden daarbij als directeur benoemd.
Bij brief van 29 februari 2009 schreef de makelaar aan de dga dat hij per direct niet langer als (onbezoldigd) bestuurder in het handelsregister geregistreerd wilde staan. Hij had geconstateerd dat in de bv meerdere activiteiten werden verricht waarop hij geen zicht had en dat ook het correspondentieadres van de bv was veranderd. In mei 2000 droeg de makelaar de in zijn bezit zijnde stukken van de bv over aan de dga. Op 3 november 2000 wees de makelaar in een brief aan de dga dat zijn directeurschap nog steeds niet was geëindigd en dat hij geen weet van had wat er in de bv gebeurde. Ook herinnerde hij de dga eraan dat zijn directeurschap alleen betrekking had op een stuk grond voor een vastgoedproject. Er volgde geen reactie. Op 11 december 2000 ging de makelaar naar de Kamer van Koophandel en liet zich in het handelsregister uitschrijven als bestuurder. Vanaf juli 2001 trad de dga op als bestuurder van de bv.
Op 15 maart 2000 had de dochtervennootschap van de bv een perceel bouwgrond geleverd aan een vennootschap en de daarbij verschuldigde omzetbelasting niet afgedragen. Op 10 februari 2003 werd de makelaar door de ontvanger hiervoor als bestuurder aansprakelijk gesteld. Hierna volgde een lange procedure waarbij de zaak voor de tweede keer voor de Hoge Raad kwam. Daarbij lag de vraag voor of de makelaar in maart 2000 nog als bestuurder was aan te merken gezien zijn brief van 29 februari 2000. De Hoge Raad stelde vast dat uit de uitspraak van het hof en de stukken van het geding niet van overige omstandigheden was gebleken dat de makelaar met laatstgenoemde brief iets anders heeft bedoeld dan met onmiddellijke ingang ontslag te nemen als statutair bestuurder van de bv. De Hoge Raad hield het erop dat de makelaar met de brief met onmiddellijke ingang zijn bestuurderschap van de bv had opgezegd. In dat geval was hij dus geen bestuurder meer en ontviel daarmee de basis voor de bestuurdersaansprakelijkheid.