De Hoge Raad heeft onlangs arrest gewezen in een zaak waarin de ‘Fierensmarge’ uit de Wet waardering onroerende zaken (‘Wet WOZ’) centraal stond. In deze zaak weigerde een gemeente de waarde van een onroerende zaak te verlagen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De gemeente deed daarbij een beroep op de ‘Fierensmarge-bepaling’ uit de Wet WOZ. Op grond van deze bepaling wordt de vastgestelde waarde van een onroerende zaak geacht juist te zijn indien de afwijking tussen de vastgestelde waarde (de waarde in de WOZ-beschikking) en de werkelijke waarde (in dit geval de lagere waarde) binnen een bepaalde marge (‘Fierensmarge’) blijft. De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat de wetgever met de Fierensmarge in strijd komt met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en dat de wettelijke bepaling waarin de Fierensmarge is opgenomen daarom per direct buiten toepassing moet blijven. De wettelijke bepaling verhinderde namelijk een effectieve betwisting van de rechtmatigheid van de WOZ-beschikking en daardoor ook voor belastingen waarbij de WOZ-waarde een rol speelt. De Hoge Raad zag geen rechtvaardigingen voor de Fierensmarge.
Onlangs heeft de Hoge Raad een belangrijk en interessant arrest gewezen over de Wet waardering onroerende zaken (‘Wet WOZ’). Daarbij stond een bepaling centraal die de mogelijkheden van bezwaar en beroep tegen een beschikking op grond van de Wet WOZ (‘WOZ-beschikking’) beperkt. De feiten waren als volgt.
De gemeente Rotterdam had de WOZ-waarde van een onroerende zaak (een woning) door middel van een WOZ-beschikking vastgesteld op €99.000 (de vastgestelde waarde). De eigenaar van de woning en de gemeente waren het later erover eens dat de werkelijke waarde van de onroerende zaak lager was, namelijk €95.000. De gemeente weigerde de vastgestelde waarde van de onroerende zaak te verlagen tot de werkelijke waarde en deed daarbij een beroep op de een bepaling uit de Wet WOZ. Op grond van deze bepaling wordt de vastgestelde waarde geacht juist te zijn indien de afwijking tussen de vastgestelde waarde en de werkelijke waarde binnen een bepaalde marge (‘Fierensmarge’) blijft. In dit geval was een marge van 5% van toepassing.
De zaak kwam uiteindelijk voor de Hoge Raad. De eigenaar van de onroerende zaak stelde dat de wettelijke bepaling waarin de Fierensmarge was opgenomen, in strijd was met een protocol bij het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (‘EVRM’). Dit protocol brengt mee dat elke maatregel die het ongestoorde genot van eigendom aantast (waaronder de heffing van belastingen) vergezeld moet gaan van procedurele garanties die de betrokkene een redelijke mogelijkheid bieden tot effectieve betwisting van de rechtmatigheid van die maatregel.
De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat de wetgever met de Fierensmarge een inbreuk heeft gemaakt op het protocol bij het EVRM en dat de wettelijke bepaling waarin de Fierensmarge is opgenomen daarom buiten toepassing moet blijven. De wettelijke bepaling verhinderde namelijk een effectieve betwisting van de rechtmatigheid van de WOZ-beschikking. De Hoge Raad zag geen rechtvaardigingen voor de Fierensmarge.
Opmerking
Het arrest van de Hoge Raad heeft gevolgen voor alle fiscale terreinen waarin de WOZ-waarde een rol speelt. Daarbij valt niet alleen te denken aan de onroerendezaakbelastingen, maar bijvoorbeeld ook aan het eigenwoningforfait in de inkomstenbelastingen, de afschrijving in de vennootschapsbelasting en de schenk- en erfbelasting. Daarnaast geeft het arrest een belangrijke vingerwijzing voor de wetgever voor toekomstige (en wellicht ook huidige) wet- en regelgeving op andere fiscale terreinen dan de Wet WOZ. Met dit arrest komt de Hoge Raad terug van een eerder arrest uit 2008. In dat arrest ging de Hoge Raad nog uit van de verbindendheid van de Fierensmarge.