Een onderneming kan een boekwinst op een vervangen bedrijfsmiddel onder voorwaarden opnemen in een herinvesteringsreserve. Voor de vervanging van bedrijfsmiddelen en andere vermogensbestanddelen dan bedrijfsmiddelen -zoals bijvoorbeeld voorraden- bestaat een faciliteit die daarop lijkt: ‘de ruilgedachte’ of ‘reserveren met een beroep op de ruilarresten’.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het is daarbij wel vereist dat op het moment van vervreemding van het vermogensbestanddeel een concreet plan tot herinvestering bestaat en dat het nieuwe vermogensbestanddeel functioneel en economisch dezelfde plaats inneemt als het vervreemde vermogensbestanddeel. Hof Amsterdam heeft onlangs een uitspraak gedaan waarbij een bv de winst op een bepaald vastgoedproject wilde reserveren met een beroep op de ruilarresten. Het hof wees dat echter af. De bv had niet aannemelijk weten te maken dat ze een concreet plan tot herinvestering had.
In de fiscale winstberekening kan een onderneming onder voorwaarden via twee wegen een stille reserve in vervreemde vermogensbestanddelen (veelal bedrijfsmiddelen), doorschuiven naar nieuwe vermogensbestanddelen. De meest bekende faciliteit hiervoor is de herinvesteringsreserve. Er bestaat echter een minder bekende andere faciliteit: de ruilgedachte. De ruilgedachte is door de Hoge Raad ontwikkeld in de zogeheten ruilarresten.
Voorwaarde hierbij is dat het nieuwe vermogensbestanddeel van dezelfde aard is als het oude en economisch-functioneel dezelfde plaats inneemt in het ondernemingsvermogen. De ruilgedachte is te beschouwen als een uitwerking van het voorzichtigheidsbeginsel, een van de beginselen voor de fiscale jaarwinstbepaling volgens het goed koopmansgebruik.
De ruilgedachte kan -anders dan de herinvesteringsreserve- ook op andere vermogensbestanddelen dan bedrijfsmiddelen worden toegepast zoals bijvoorbeeld op voorraden. De strekking van de ruilgedachte is dat het verworven vermogensbestanddeel economisch gezien de voortzetting is van het oude, zodat in wezen geen winstrealisatie heeft plaatsgevonden. Daarom mag de stille reserve die aanwezig was in het vervangen vermogensbestanddeel ‘verhuizen’ naar het nieuwe vermogensbestanddeel. De boekwaarde van het nieuwe vermogensbestanddeel wordt daardoor dus gelijk aan de kostprijs minus de afgeboekte stille reserve. Hof Amsterdam heeft onlangs een uitspraak gedaan waarbij de ruilgedachte aan de orde kwam.
De procedure betrof vereenvoudigd weergegeven een bv die zich bezig hield met het kopen, ontwikkelen, exploiteren en verhandelen van onroerende zaken in het algemeen en van bouwterreinen in het bijzonder. In de jaren 1999 tot en met 2003 had de bv zich bezig gehouden met een bepaald project bestaande uit de ontwikkeling van een bedrijventerrein. In de periode 1999 tot en met 2003 had de bv een winst op dat project gerealiseerd van € 20 tot € 25 mln. De bv had deze winst in haar -te laat ingediende- aangifte in een vervangingsreserve gereserveerd. De Inspecteur schrapte deze vervangingsreserve vervolgens omdat geen sprake was van een bedrijfsmiddel. In beroep bij de rechtbank en Hof wilde de bv de winst reserveren met een beroep op de ruilarresten. Rechtbank en hof wezen dat echter af. Het hof oordeelde dat de ruilgedachte weliswaar ook voor voorraad gold, maar dat de bv in deze zaak niet had bewezen dat aan de voorwaarden voor toepassing van de ruilgedachte was voldaan, De bv had noch in de bezwaarfase noch in de (hoger) beroepsfase geen enkel bewijs overgelegd waaruit aannemelijk zou zijn te achten dat ze in de periode 1999 tot en met 2003 een concreet plan tot herinvestering had.