In een procedure voor Hof Den Bosch stond de vraag centraal of naheffing mogelijk was van ten onrechte in rekening gebrachte en in aftrek gebrachte btw op de levering van multifunctionele telefoonkaarten. Volgens een ministerieel besluit uit 1995 vallen deze kaarten onder de categorie ‘waardepapieren’ waarvoor een btw-vrijstelling geldt. De telecommaatschappijen die deze kaarten uitbrachten, pasten in het algemeen de vrijstelling echter niet toe.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De belastingdienst was daarvan op de hoogte maar ondernam geen actie. De inspecteur wilde bij een bv die handelde in deze telefoonkaarten de ten onrechte in aftrek gebrachte btw corrigeren en legde een naheffingsaanslag op. Naar het oordeel van het hof had het in de gegeven (landelijke) situatie en gezien de grote financiële belangen voor de hand gelegen dat de belastingdienst een onderzoek had laten instellen. Dat in overweging nemende en ook dat de inspecteur niet kon aangeven dat bij andere tussenhandels wel was nageheven, bracht het hof tot het oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel door de ondernemer moest worden gehonoreerd. Het hof vernietigde daarop de naheffingsaanslag.
In een procedure voor Hof Den Bosch stond de vraag centraal of naheffing mogelijk was van ten onrechte in rekening gebrachte en in aftrek gebrachte btw op de levering van multifunctionele telefoonkaarten. Volgens een ministerieel besluit uit 1995 vallen deze kaarten onder de categorie ‘waardepapieren’ waarvoor een btw-vrijstelling geldt. De telecommaatschappijen die deze kaarten uitbrachten, pasten in het algemeen de vrijstelling echter niet toe.
Uit twee interne memo’s van de belastingdienst bleek dat de belastingdienst bekend was met de onduidelijke situatie, maar had enige tijd in deze gang van zaken berust. De belastingdienst had geen landelijk onderzoek ingesteld naar de vraag of de afnemers (groot- en kleinhandelaren in telefoonkaarten) van de door de telecommaatschappijen -in strijd met het uit 1995 stammende besluit- deze omzetbelasting toch in aftrek hadden gebracht. Een dergelijk landelijk onderzoek zou volgens het hof wel voor de hand hebben gelegen.
Vervolgens moest de inspecteur het hof het antwoord schuldig blijven op de vraag of ook bij andere handelaren in dezelfde situatie de vooraftrek van deze omzetbelasting was geweigerd. Dit bracht het hof tot het oordeel dat de inspecteur met het opleggen van de naheffingsaanslag in strijd had gehandeld met het gelijkheidsbeginsel. Het hof verklaarde daarom het hoger beroep van de bv uiteindelijk toch gegrond en vernietigde de naheffingsaanslag.