De Wet openbaarheid van bestuur (Wob) wordt wel gezien als een pijler onder de legitimiteit van het overheidshandelen: zonder die wet kunnen wij als burgers geen goed inzicht krijgen in de werking van de overheden die ons besturen en daarop controle uitoefenen. De Wob wordt echter ook wel gezien als een speeltje voor journalisten op zoek naar een scoop en voor querulanten die zelfs met het naar boven brengen van de onderste steen geen genoegen nemen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Wat in ieder geval onweerlegbaar is, is het gegeven dat het geen gemakkelijke wet is. De Wob dwingt de overheid tot lastige afwegingen tussen het belang van openbaarheid en andere belangen, bijvoorbeeld die van derden. En het is ook een wet die – als dat ter bescherming van die belangen nodig is – overheden dwingt tot vergaande inspanningen. Denk aan inspanningen om informatie te ordenen, dossiers te schiften, stukken deels onleesbaar te maken etc. En dat alles voor een aanvrager die geen belang bij zijn verzoek hoeft te hebben of te stellen.
De Wob voorziet namelijk niet in een grondslag om verzoeken te weigeren omdat het voldoen daaraan grote inspanningen vereist van de betrokken overheid. Ook niet als onduidelijk is wat het belang van de aanvrager bij de gevraagde informatie is of dat belang gewoon ontbreekt; de aanwezigheid van dat belang wordt tot dusver niet getoetst.
De gedachte om daar iets aan te gaan doen, is opgebracht door het (toen nog) kamerlid Teeven, die vorig jaar in een motie om onderzoek had gevraagd. Daarop heeft het Ministerie van Binnenlandse zaken aan Utrechtse onderzoekers opdracht gegeven om een onderzoek te doen naar vergelijkbare regelingen in ons andere landen, regelingen die wel enige ruimte bieden om openbaarheidsverzoeken te weigeren in gevallen van misbruik. Het rapport van deze onderzoekers is onlangs door de Minister aan de Kamer aangeboden en te vinden op https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-82590.pdf. Hun bevindingen houden in dat er weldegelijk mogelijkheden zijn – ook onder Europese regels, waaraan ook de onderzochte landen net als ons land gebonden zijn – om verzoeken af te wijzen wegens kennelijke onredelijkheid, bijvoorbeeld omdat zij hinder veroorzaken voor de overheid of omdat zij als zand in de machine van het overheidsapparaat wordt gezien.
Het kabinet voert op dit moment nog een enquête uit onder lagere overheden naar de aard en omvang van oneigenlijke, omvangrijke en complexe Wob-verzoeken, de mate waarin deze verzoeken bij bestuursorganen worden ingediend en de gevolgen van deze verzoeken voor bestuursorganen. Het ligt vrij voor de hand dat uit de antwoorden uit die hoek wel een behoefte zal kunnen worden gedestilleerd aan een wijziging van de Wob, waardoor beperkingen gaan gelden voor openbaarheidsverzoeken.
Als het kabinet daar aan tegemoet komt, ligt een wijziging van de Wob in het verschiet. Afgaande op dat onderzoek zal zo’n wijziging meebrengen dat iemand die een informatieverzoek doet dat grote inspanningen van de overheid vraagt terwijl hij daar geen duidelijk belang bij heeft, dan voortaan de kans loopt dat zijn openbaarheidsverzoek op die grond wordt afgewezen. Feitelijk zou daarmee dus toch een voorzichtige toets worden geïntroduceerd van het belang van de aanvrager bij zijn WOB-verzoek. Daarmee ontstaat er een nieuwe beperking op het recht tot kennisneming van overheidsinformatie, een soort stop op de Wob. Of dat erg is of juist gerechtvaardigd is, is natuurlijk vooral een politieke keuze.
mr. Marieke Dankbaar, Pot Jonker Seunke Advocaten