Rechtbank Alkmaar heeft onlangs uitspraak gedaan over de verbindendheid van een gemeentelijke verordening voor de heffing en inning van reclamebelasting en de daarbij horende tarieventabel.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De betreffende gemeente wilde de plaatselijke ondernemersvereniging ter wille zijn om het lokale ondernemersklimaat en de lokale economie met diverse activiteiten te stimuleren. Daartoe waren geldmiddelen nodig. De gemeente wilde dit bijeenbrengen door middel van het instrument reclamebelasting. De goedbedoelde plannen pakten echter desastreus uit. Reden hiervan was de nogal ongelukkige vormgeving en gebrekkige uitwerking van de plannen.
De rechtbank was van oordeel dat de gemeentelijke wetgever bij het vaststellen van de verordening de hem op basis van de Gemeentewet toekomende bevoegdheid heeft gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor zij is gegeven. Daarnaast was de tariefstelling willekeurig en onredelijk. De rechtbank verklaarde daarom de voor het jaar 2009 geldende verordening reclamebelasting en de bijbehorende tarieventabel onverbindend. Daarmee kwam de grondslag voor het heffen van reclamebelasting voor 2009 te vervallen. Dit leidde ertoe dat in de onderhavige procedures opgelegde aanslagen reclamebelasting ad € 1.070 en € 1.992 voor het hebben van reclameobjecten ten onrechte waren opgelegd.
Rechtbank Alkmaar heeft onlangs in twee procedures uitspraak gedaan over de verbindendheid van een gemeentelijke verordening voor de heffing en inning van reclamebelasting en de daarbij horende tarieventabel. De zaak betreft het jaar 2009.
In de onderhavige procedure wilde de betreffende gemeente de plaatselijke ondernemersvereniging ter wille zijn om het lokale ondernemersklimaat en lokale economie met diverse activiteiten te stimuleren. Daartoe waren geldmiddelen nodig. De gemeente wilde dit bijeenbrengen door middel van het instrument reclamebelasting. De goedbedoelde plannen pakten echter desastreus uit. Reden hiervan was de nogal ongelukkige vormgeving en een gebrekkige uitwerking van de plannen. De gemeente had haar eigen autonome rol op het gebied van de belastingheffing teruggebracht tot die van een financieel doorgeefluik voor de plaatselijke ondernemersvereniging. De rechtbank was van oordeel dat dat op gespannen voet staat met de primaire functie van het instrument reclamebelasting als een algemene gemeentelijke belasting.
Verder vertoonde de reclamebelasting met deze invulling trekjes van een baatbelasting, maar ontbeerde op dat punt de waarborgen die bij de baatbelasting gelden zoals een bekostigingsbesluit en een kostennorm. Wat betreft de tariefstelling was ook het nodige mis. Er was geen jaarplan met bijbehorende begroting overgelegd, waardoor een toetsingskader voor de redelijkheid van de tarieven ontbrak. De rechtbank constateerde voorts dat de tarieven van deze gemeente 1278% hoger was dan die van een nabije gemeente terwijl de gemeente geen onderbouwing heeft kunnen geven voor dit verschil in hoogte en de noodzaak daartoe.
De rechtbank stelde verder nog vast dat de betreffende gemeente bij de invoering van de reclamebelasting het profijtbeginsel als uitgangspunt had willen nemen, ook al was voorzien dat niet elke ondernemer ook direct een individuele tegenprestatie zou worden geboden. Ook dit uitgangspunt was gebrekkig uitgewerkt. Slechts 33% van de lokale ondernemers was door de betrokken ondernemersvereniging vertegenwoordigd. Daarnaast hadden maar liefst 600 van de 1.600 aangeslagen ondernemers bezwaar gemaakt tegen de hen opgelegde aanslagen omdat zij (meenden) geen profijt te hebben van de besteding van de reclamebelasting.
De rechtbank kwam tot het oordeel dat de gemeentelijke wetgever bij het vaststellen van de verordening de hem volgens de Gemeentewet toekomende bevoegdheid heeft gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor zij is gegeven en dat de tariefstelling willekeurig en onredelijk is. De rechtbank verklaarde daarom de verordening reclamebelasting en de bijbehorende tarieventabel onverbindend. Daarmee kwam de grondslag voor het heffen van reclamebelasting voor 2009 te vervallen. Dit leidde ertoe dat de in de onderhavige procedures opgelegde aanslagen reclamebelasting ad € 1.070 en € 1.992 voor het hebben van reclameobjecten ten onrechte waren opgelegd.
Opmerking
De onderhavige procedure is een wel heel sprekend geval van een gemeentelijke wetgever die de mist is ingegaan bij de vormgeving en uitvoering van een gemeentelijke belasting. De onverbindendverklaring van de verordening en bijbehorende tarieventabel van de rechtbank heeft voor de gemeente overigens grote financiële gevolgen. Een gemeentelijke verordening en het tarievenbesluit moeten namelijk vóór de aanvang van het betreffende belastingjaar zijn vastgesteld en bekend zijn gemaakt. De gemeente kan deze niet opnieuw vaststellen hetgeen leidt tot een gat in de begroting.