Sinds het afschaffen van de verwijtbaarheidstoets in de Werkloosheidswet sluiten werkgever en werknemer steeds vaker een vaststellingsovereenkomst om de arbeidsovereenkomst van een werknemer te beëindigen. Een vast onderdeel van deze vaststellingsovereenkomst is de finale kwijting. De bedoeling van deze finale kwijting is dat partijen, na uitvoering van hetgeen in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen, niets meer van elkaar te vorderen hebben. In de praktijk blijkt echter dat de finale kwijting niet in alle gevallen zo finaal is. Dit blijkt wel uit de volgende voorbeelden:
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Pensioen
In de rechtspraak zijn veel uitspraken gewezen waarin er tussen partijen een meningsverschil bestaat over de vraag of pensioenschade onder de finale kwijting valt. De Hoge Raad heeft in 2004 (NJ 2004, 656) geoordeeld dat, indien niet aanstonds kan worden aangenomen dat partijen met de in de vast-stellingsovereenkomst opgenomen finale kwijting ook de pensioenschade hebben bedoeld, een nade-re motivering hiervoor noodzakelijk kan zijn. Volgens de Hoge Raad is voor de beoordeling van het voorgaande van belang wat partijen precies hadden afgesproken over de pensioenschade en hoe ze dat over en weer mochten begrijpen.
Recent heeft ook het Hof Amsterdam een arrest gewezen omtrent dit onderwerp (JAR 2010, 104). In deze zaak ging het om een werknemer die na het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst schadevergoeding van de werkgever vordert, omdat hij pensioenschade lijdt als gevolg van het feit dat hij eerder met prepensioen is gegaan. De werknemer stelt dat bij hem de indruk is gewekt dat zijn pensioenrechten gelijk zouden blijven. Het Hof wijst de vordering van de werknemer af, omdat het beëindigingsvoorstel op verzoek van de werknemer al was verhoogd ter compensatie van pensioen-schade en dat niet gebleken is dat de werknemer als voorwaarde zou hebben gesteld dat hij geen enkel financieel nadeel zou mogen lijden ter zake van zijn pensioenopbouw.
[url]Concurrentiebeding[/url]
Ook een concurrentiebeding kan tot de nodige meningsverschillen leiden bij de uitleg van finale kwij-ting. In een uitspraak van het Hof Amsterdam (LJN: BJ2741) ging het om een vaststellingsovereenkomst waarin was opgenomen dat “de bedoeling van de finale kwijting is dat partijen (…) juridisch en feitelijk van elkaar afscheid nemen”. Het Hof overwoog dat de werknemer, gelet op de bewoording van de overeenkomst, heeft mogen begrijpen dat partijen volledig afscheid van elkaar hadden genomen. Het beroep van de werkgever op het concurrentiebeding werd dan ook afgewezen.
In een uitspraak van de kantonrechter Utrecht (JAR 2009, 254) hadden partijen onderhandeld over een beëindigingsregeling waarin de werkgever in het eerste voorstel had opgenomen dat “het concur-rentiebeding in geen enkele vorm meer van toepassing is”. Na verdere onderhandeling bevestigde de werknemer de afspraken en merkte daarbij op: “beide partijen zullen na afhandeling van bovenstaan-de nergens nog aanspraak op kunnen maken”. De werkgever liet op zijn beurt weten “alles zover ok, maar we hadden afgesproken dat we geen verlofdagen zouden uitbetalen”. De kantonrechter over-woog dat de werkgever geen beroep toekomt op het concurrentiebeding, nu de werknemer er vanuit mocht gaan dat de werkgever zich niet op het beding zou beroepen. Had de werkgever niet akkoord willen gaan met het vervallen van het concurrentiebeding, dan had hij dat volgens de kantonrechter duidelijk moeten aangeven.
Tot slot
Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat finale kwijting in beginsel betekent dat partijen niets meer van elkaar te vorderen hebben, maar dat op dit uitgangspunt ook uitzonderingen mogelijk zijn. Het is dan ook van belang om het beding in de vaststellingsovereenkomst omtrent finale kwijting zo zorgvuldig mogelijk te formuleren. Daarnaast is het gezien de hiervoor genoemde voorbeelden voor een werkge-ver raadzaam om in een (model) vaststellingsovereenkomst een standaardbepaling omtrent een even-tueel concurrentiebeding op te nemen waarin ofwel wordt bepaald dat dit beding komt te vervallen ofwel dat de werknemer hieraan gebonden blijft.
mr. Ilse Witte, Van Benthem & Keulen N.V.
