Sinds 1 januari 2008 bevat de fiscale regeling voor (het voordeel van het privégebruik van) de auto van de zaak een bijtellingpercentage dat afhankelijk is van de CO2-uitstoot van de auto. Zo gelden voor 2011 de volgende bijtellingpercentages: 0%, 14%, 20% en 25%. Een werknemer met een auto van de zaak meende om uiteenlopende redenen dat het verschil in bijtellingpercentages een verboden discriminatie opleverde. Bij het vaststellen van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over 2008 had de inspecteur rekening gehouden met een bijtellingpercentage van 25% van de catalogusprijs van de auto. Rechtbank Den Haag stelde voorop dat de wetgever op fiscaal terrein een ruim beoordelingsvrijheid heeft om gevallen als gelijk te beschouwen en om gevallen verschillend te behandelen als daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Naar het oordeel van de rechtbank had de wetgever bij de keuze van de verschillende bijtellingpercentages in redelijkheid belang kunnen hechten aan de doelstellingen om het milieu te beschermen. Daarbij had de wetgever in redelijkheid kunnen aanhaken bij de CO2-uitstoot van auto’s nu een al bestaande EG-richtlijn over de meting van CO2-uitstoot van auto’s voorzag in een relatief eenvoudig aan te brengen onderscheid en toetsingskader. Ook was de rechtbank van oordeel dat -zelfs in geval sprake zou zijn van gelijke gevallen- de wetgever zijn ruime beoordelingsvrijheid niet had overschreden door voor minder milieubelastende auto’s een lagere bijtelling (14%) te hanteren dan voor minder milieuvriendelijke auto’s (25%). De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De werknemer ging daarop in sprongcassatie bij de Hoge Raad, maar dat was vergeefs. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie zonder nadere motivatie ongegrond (art. 81 RO).
Sinds 1 januari 2008 bevat de fiscale regeling voor het privégebruik van de auto van de zaak een bijtellingpercentage dat afhankelijk is van de CO2-uitstoot van de auto. Voor 2011 en 2010 gelden de volgende vier tarieven voor de (minimum)bijtelling van de auto van de zaak :
– 0% voor auto’s zonder CO2-uitstoot (bijvoorbeeld elektrische auto’s). Deze bijtelling geldt tot en met 2014.
– 14% voor zeer zuinige auto’ s met een CO2-uitstoot van maximaal 95 gram per kilometer bij een auto die op diesel rijdt óf 110 gram per kilometer bij een auto die niet op diesel rijdt;
– 20% voor zuinige auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 95 en maximaal 116 gram per kilometer bij een auto die op diesel rijdt óf 110 en maximaal 140 gram per kilometer bij een auto die niet op diesel rijdt;
– 25% voor alle andere auto’s.
Er gelden nog diverse aanvullende regels voor de auto van de zaak.
Een werknemer, die in 2008 de beschikking had gehad over een auto van de zaak, meende om uiteenlopende redenen dat het verschil in bijtellingpercentages een verboden discriminatie opleverde. Bij het vaststellen van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over 2008 had de inspecteur rekening gehouden met een bijtellingpercentage van 25% van de catalogusprijs van de auto. Het andere bijtellingpercentage voor minder milieubelastende auto’s bedroeg in dat jaar 14%.
Rechtbank Den Haag stelde voorop dat de wetgever op fiscaal terrein een ruim beoordelingsvrijheid heeft om gevallen als gelijk te beschouwen en om gevallen verschillend te behandelen als daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Naar het oordeel van de rechtbank had de wetgever bij de keuze van de verschillende bijtellingpercentages in redelijkheid belang kunnen hechten aan de doelstellingen om het milieu te beschermen. Daarbij had de wetgever in redelijkheid kunnen aanhaken bij de CO2-uitstoot van auto’s nu een al bestaande EG-richtlijn over de meting van CO2-uitstoot van auto’s voorzag in een relatief eenvoudig aan te brengen onderscheid en toetsingskader.
Ook was de rechtbank van oordeel dat -zelfs in geval sprake zou zijn van gelijke gevallen, de wetgever zijn ruime beoordelingsvrijheid niet had overschreden door voor minder milieubelastende auto’s een lagere bijtelling (14%) te hanteren dan voor minder milieuvriendelijke auto’s (25%). De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
De werknemer ging daarop in sprongcassatie bij de Hoge Raad, maar dat was vergeefs. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie zonder nadere omhaal ongegrond (art. 81 RO).