Het per 1 januari 2003 in werking getreden belastingverdrag met België bevat een tijdelijke bijzondere regeling: de ‘belastingdrukaftopregeling’.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het betreft een regeling die vanaf 2006 tot en met 2010 gold voor inwoners van België voor bepaalde inkomsten uit Nederland waaronder lijfrente-uitkeringen. Nederland mag volgens deze regeling inkomstenbelasting heffen tot ten hoogste 25% van het bedrag van die inkomstenbestanddelen. Daarbij is zo veel mogelijk het ‘marginale tarief’ (het progressieve tarief over de inkomensschijven) van toepassing.
Rechtbank Breda heeft onlangs uitleg gegeven over de aftopregeling. De begrenzing tot maximaal 25% ziet niet op de begrenzing van het hoogste progressieve tarief in de tarieftabel, maar op de begrenzing van het te betalen belastingbedrag. Dat bedrag mag ten hoogste 25% bedragen over de inkomensbestanddelen waarop de aftopregeling van toepassing is.
Het per 1 januari 2003 in werking getreden belastingverdrag met België bevat een tijdelijke bijzondere regeling: de ‘belastingdrukaftopregeling’. Het betreft een regeling die vanaf 2006 tot en met 2010 gold voor inwoners van België voor bepaalde inkomsten uit Nederland waaronder lijfrente-uitkeringen. Nederland mag volgens deze regeling inkomstenbelasting heffen tot ten hoogste 25% van het bedrag van die inkomstenbestanddelen. Daarbij is zo veel mogelijk het ‘marginale tarief’ (het progressieve tarief over de inkomensschijven in de tarieftabel) van toepassing. Rechtbank Breda heeft onlangs uitleg gegeven over de aftopregeling.
De procedure betrof een sinds 1989 naar België geëmigreerde Nederlander. In 2006 had hij lijfrente-uitkeringen ter hoogte van € 46.752 en € 9.730 ontvangen van twee Nederlandse verzekeringsmaatschappijen. Premies voor deze verzekeringen had hij in het verleden op zijn Nederlandse inkomens in aftrek gebracht. In 2006 had hij geen ander inkomen dat volgens het belastingverdrag in Nederland belastbaar was.
De inspecteur stelde voor 2006 de aanslag inkomstenbelasting vast naar een belastbaar inkomen van € 56.482 en een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting (zonder premie sociale verzekeringen) van € 13.025. Dit laatste bedrag volgde uit het toepassen van de progressieve belastingtarieven op het inkomen van de man in de verschillende inkomensschijven. Het deel van het inkomen van de man in de twee hoogste tariefschijven werd belast tegen een tarief van 42% en 52%. De man meende dat op deze delen het aftoptarief van 25% van toepassing zou zijn. Dat zou leiden tot een te betalen bedrag van € 8.060.
De rechtbank was het niet met de man eens. De aftopregeling ziet niet op de begrenzing van de progressieve tarieven in de tarieftabel tot maximaal 25%, maar op de begrenzing van het te betalen belastingbedrag. Dat bedrag mag ten hoogste 25% bedragen over de inkomensbestanddelen waarop de aftopregeling van toepassing is. De aftopregeling hield in de onderhavige procedure in dat Nederland tot maximaal 25% van € 56.482 = € 14.120 zou mogen heffen. Nu de inspecteur de aanslag had vastgesteld naar een te betalen bedrag van € 13.025, was de aanslag niet naar een te hoog bedrag vastgesteld.