Onlangs heeft een kantonrechter te Breda zich uitgesproken over de vraag of bij de aanvraag van een volledig prepensioen door een 62-jarige werkneemster ook van rechtswege sprake is van een einde van de arbeidsovereenkomst.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Feiten
De werkneemster was in dienst bij de werkgever als chauffeur. De Cao taxivervoer was van toepassing op haar arbeidsovereenkomst. Op 25 augustus 2010 heeft de werkneemster een aanvraag voor volledig prepensioen per 1 oktober 2010 ingediend. De werkgever heeft per brief van 11 oktober 2010 laten weten dat zij haar met terugwerkende kracht uit dienst zou melden. Hierop heeft de werkneemster per brief van 13 oktober 2010 gereageerd met dat zij in dienst wilde blijven. Dit heeft zij op 23 oktober 2010 in een brief herhaald.
De werkneemster heeft vervolgens tot 22 oktober 2010 gewerkt. Na een incident op 22 oktober heeft zij zich op 24 oktober ziek gemeld. De werkgever heeft haar loon tot 22 oktober doorbetaald.
De werkneemster vorderde bij de kantonrechter doorbetaling van loon na 1 oktober 2010 en legde daaraan ten grondslag dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was geëindigd. Zo stelde zij dat met de aanvraag van een prepensioenuitkering nog niet de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd. Werkneemster ging ervan uit dat zij naast een volledige prepensioenuitkering gewoon parttime verder kon werken. Er was volgens haar geen sprake van een duidelijke en ondubbelzinnige wilsverklaring gericht op beëindiging van het dienstverband. Dit werd ook nog eens bevestigd door het feit dat zij tot 22 oktober 2010 heeft doorgewerkt en dat zij tweemaal in een brief kenbaar heeft gemaakt de arbeidsovereenkomst te willen voortzetten.
Daarentegen was de werkgever wel van mening dat de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2010 was geëindigd. Zo zou uit artikel 1.4.2. van de Cao Taxivervoer volgen dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd eindigt bij een pensioengerechtigde leeftijd zonder dat daarvoor opzegging vereist is. Volgens de werkgever kan een prepensioen als een pensioen worden aangemerkt zodat een pensioengerechtigde leeftijd niet tot een 65-jarige leeftijd is beperkt. Daarnaast was de werkgever van mening dat uit artikel 9.2 lid 2 van het geldende prepensioenreglement blijkt dat een werknemer alleen een volledig prepensioen kan ontvangen als het dienstverband is geëindigd. Tot slot voerde de werkgever aan dat het gebruikelijk is in de bedrijfstak dat bij het toekennen van een volledig prepensioen de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt (artikel 7:667 BW).
Beoordeling van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het volgende bij zijn beoordeling in overweging genomen. Een arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege wanneer de tijd is verstreken bij overeenkomst, bij de wet of door het gebruik aangegeven (artikel 7:677 lid 1 BW). Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter volgde noch uit de arbeidsovereenkomst en de toepasselijke cao, noch uit het gebruik, dat de overeenkomst tussen partijen met ingang van 1 oktober 2010 als geëindigd van rechtswege moest worden beschouwd. In de Cao taxivervoer wordt aangeknoopt bij de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst. Bij prepensioen ligt de leeftijd echter anders. Het gaat om een uitkering die afhankelijk van de wil van de werknemer ingaat bij een bepaalde leeftijd gelegen voor de 65 jaar en ook deels genoten kan worden.
Voorts is het van belang dat voor het laten ingaan van het prepensioen een handeling van de werknemer is vereist. De werknemer dient het prepensioen aan te vragen. In beginsel zal deze aanvraag voor een gehele of gedeeltelijke prepensioenuitkering tevens de opzegging van de werknemer van de gehele of gedeeltelijke omvang van zijn dienstverband behelzen. De kantonrechter concludeerde hieruit dat uit de omstandigheid dat het ingaan van het prepensioen afhankelijk is van de wil van de werknemer ook volgt dat het eindigen van het dienstverband aldus afhankelijk is van de wil van de werknemer. Een arbeidsovereenkomst eindigt of van rechtswege of door opzegging. Het is het een of het ander. Van een beëindiging van rechtswege kan hier geen sprake zijn.
In deze zaak heeft de werkneemster het aanvraagformulier zelf aan het prepensioenfonds toegestuurd zonder de werkgever het werkgeversdeel te laten invullen. Het versturen van dit aanvraagformulier kan daarom niet als een opzeggingshandeling worden gezien. De werkneemster heeft voorts bij de vraag ‘Gaat de werknemer volledig uit dienst?’ ‘Nee’ aangekruist. De werkgever is van deze aanvraag op 10 oktober via het prepensioenfonds op de hoogte gesteld. De kantonrechter was van oordeel dat de werkgever aan de werkneemster had moeten vragen of zij wel uit dienst wilde gaan. Bovendien maken de feiten dat werkneemster gewoon is gaan doorwerken en dat zij tweemaal een brief heeft gestuurd met de mededeling dat zij in dienst wilde blijven, het niet aannemelijk dat er een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst van werkneemster is geweest. Tot slot was ook van een opzegging aan de zijde van de werkgever geen sprake.
Conclusie
De kantonrechter was dan ook van oordeel dat het zeer waarschijnlijk was dat in een bodemprocedure zou worden geoordeeld dat het dienstverband tussen partijen na 1 oktober 2010 voortduurt. De vordering tot loondoorbetaling werd daarom toegewezen door de kantonrechter.
mr. Mattia Savenije, Van Diepen Van der Kroef Advocaten