In de zaak die op 19 juli 2011 voor het Gerechtshof Leeuwarden speelde, oordeelde de rechter over de toepassing van artikel 7:628a BW bij een taxichauffeur die gedeeltelijk vaste en gedeeltelijk lossen ritten maakte.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In artikel 7:628a BW wordt geregeld dat een werknemer met een arbeidsomvang van minder dan 15 uur per week als hij arbeid verricht in ieder geval recht heeft op 3 uur loon, ook al heeft hij geen 3 uur gewerkt. Dit geldt enkel indien de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht niet is vastgelegd of wanneer de omvang van de arbeid niet eenduidig is vastgelegd in de arbeidsovereenkomst.
Feiten
Werkneemster was van januari 2002 tot 1 maart 2007 bij werkgever in dienst als taxichauffeur. Werkneemster begon als oproepkracht met een nul- urencontract. Het contract werd een aantal maal verlengd waarbij een arbeidsomvang per week werd opgenomen. Vanaf 1 augustus 2006 (tot einde dienstverband) bedroeg de arbeidsomvang voor werkneemster 12 uur per week. Werkneemster had geen vast dienstrooster. Werkneemster verzorgde schoolritten aan de hand van een vooraf vastgestelde schoolroute. Deze ritten duurde per dag niet meer dan een uur. Daarnaast werd werkneemster op wisselende tijden opgeroepen voor andere ritten. Deze ritten werden een dag van tevoren via een rooster bekend gemaakt of op de dag zelf telefonisch doorgegeven. De ritten sloten al dan niet aan op het begin of het einde van de schoolritten. Wanneer werkneemster meer dan 12 uur per week had gewerkt, dan werden meeruren uitbetaald. Werkte werkneemster minder dan 12 uur per week, dan werden de minderuren als verlofuren aangemerkt.
Werkneemster vordert van werkgever betaling van achterstallig salaris. Zij stelt zich op het standpunt dat haar werkgever voor iedere aaneengesloten periode waarin zij heeft gereden tenminste 3 uur loon verschuldigd is op basis van artikel 7:628a BW.
Kantonrechter en hof
Zowel de kantonrechter als het hof maken een onderscheid tussen de schoolritten en de andere taxiritten. Het hof benadrukt dat met artikel 7:628a BW de wetgever heeft beoogd om te bevorderen dat de werkgever de arbeid zo organiseert dat diensten of perioden van minder dan 3 uur waarin arbeid moet worden verricht (en waarbij het ook nog onduidelijk is op welk tijdstip de arbeid moet worden verricht ) zo min mogelijk voorkomen.
Met betrekking tot de schoolritten is er volgens de kantonrechter en het hof sprake van een duidelijk arbeidspatroon. Bij aanvang van het schooljaar was het werkneemster namelijk duidelijk dat zij in ieder geval op schooldagen en afhankelijk van de schooltijden een rit diende te maken. De werkgever mocht volstaan met betaling van deze schoolritten op basis van de werkelijke rittijden, ook al duurden deze schoolritten korter dan 3 uur. Artikel 7:628a BW is niet van toepassing.
Met betrekking tot de andere taxiritten (die werkneemster maakte naast de schoolritten), heeft werkneemster over de totaal daarmee gemoeide tijd recht op tenminste 3 uur loon, aldus de kantonrechter. Volgens het hof diende ook de geplande ritten vlak voor en vlak na de schoolritten tenminste 3 uur te duren. Voor zover werkgever dat niet heeft gedaan, dient werkgever ingevolge artikel 7:628a BW daarvoor toch 3 uur loon te betalen. Het hof merkt daarbij op dat werkgever met deze ‘verlengde schooldiensten’ wel enigszins tegemoet kwam aan de uit artikel 7:628a BW sprekende bedoeling dat de arbeidstijden van een oproepkracht niet teveel versnipperd worden over een dag, maar er bleef volgens het hof nog steeds onduidelijkheid over de vraag hoe laat werkneemster moest beginnen dan wel klaar zou zijn met een rit.
Conclusie
Het oordeel van de kantonrechter en het hof is een bevestiging van hetgeen in de wet reeds is bepaald. Onderhavige uitspraak scherpt de relevantie aan voor de werkgever om duidelijke afspraken te maken over de omvang van de arbeid en de werktijden. Onduidelijke afspraken kunnen immers leiden tot ongewenste loonaanspraken van de werknemer.
mr. Mieke Dijkman, Van Diepen Van der Kroef Advocaten