Het gerechtshof Leeuwarden heeft in een uitspraak van 5 juli 2011 de betekenis van een arbeidsovereenkomst tussen de directeur-grootaandeelhouder als werknemer en zijn vennootschap als werkgeefster zodanig gerelativeerd dat de directeur-grootaandeelhouder aan het bestaan van een dergelijke overeenkomst niet het recht kan ontlenen op loondoorbetaling tijdens de opzegperiode die ook de curator in acht moet nemen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In de zaak die aan het hof werd voorgelegd had de directeur-grootaandeelhouder van een verzekeringskantoor geruime tijd na het uitspreken van het faillissement (op eigen verzoek!) een loonvordering ingesteld van ruim € 70.000,– plus een vergoeding voor het gemis van de leaseauto (een volvo V70) omdat de arbeidsovereenkomst niet tijdig was opgezegd. Volgens de directeur-grootaandeelhouder was dit een boedelvordering die daarmee voorrang zou hebben boven bijna alle schulden in het faillissement. De curator heeft deze vordering betwist.
De Hoge Raad heeft lang geleden, in 1942, bepaald dat ook tussen de directeur en de vennootschap sprake kan zijn van ondergeschiktheid en daarmee van een dienstbetrekking. Nadat al eerder in de sfeer van de sociale zekerheid kanttekeningen waren geplaatst bij de arbeidsovereenkomst van de directeur-grootaadeelhouder op het punt ondergeschiktheid en werkgeversgezag, trekt het hof die lijn ook door naar het faillissement. De directeur-grootaandeelhouder in kwestie had alle touwtjes in handen en presenteerde zich naar buiten toe als eigenaar van het verzekeringskantoor. Dat verdraagt zich niet met de ondergeschiktheid die voorwaarde is voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Het hof wijst er op dat bij een eenmanszaak of een vennootschap onder firma de eigenaar van het failliete bedrijf – hoe hard die daarin ook meewerkt – ook geen loonvordering in het faillissement kan indienen.