Hof Den Haag heeft onlangs in een feitelijke procedure beslist dat de 30%-vergoedingsregeling voor uitgezonden of uit het buitenland aangeworven werknemers niet van toepassing was op een ontslagvergoeding.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De grondslag van de 30%-vergoedingsregeling is beperkt tot loon uit tegenwoordige dienstbetrekking en strekt niet uit tot loon uit vroegere dienstbetrekking. Het hof bekeek de bepalingen uit de arbeidsovereenkomst over de vergoeding bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een in het buitenland aangeworven directeur. Daaruit bleek dat de ontslagvergoeding -op enkele voor onderhavige procedure niet van toepassing zijnde uitzonderingen na- gefixeerd was op één bruto jaarsalaris en (dus) niet afhankelijk was van de duur en omvang van de door de directeur verrichte arbeid. De directeur zou dezelfde ontslagvergoeding hebben gehad als de werkgever de arbeidsovereenkomst al na een maand zou hebben beëindigd. De toegekende ontslagvergoeding kwalificeerde daarom niet als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking, waardoor de 30%-regeling niet op deze vergoeding kon worden toegepast.
De 30%-regeling is een belastingfaciliteit voor werknemers die zijn aangeworven uit het buitenland en die beschikken over schaarse, specifieke deskundigheid (ingekomen werknemers) en op werknemers die naar het buitenland zijn uitgezonden (uitgezonden werknemers). Op basis van deze regeling kan aan kwalificerende werknemers een belastingvrije vergoeding van maximaal 30% van het loon worden uitbetaald.
Hof Den Haag heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of de 30%-regeling van toepassing kan zijn op een ontslagvergoeding. Dat is alleen het geval als de ontslagvergoeding kwalificeert als ‘loon uit tegenwoordige arbeid’. De Hoge Raad had in zijn arrest van 25 januari 2008 in deze zin beslist. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is sprake van loon uit tegenwoordige arbeid als de vergoeding in een heel nauw verband staat met bepaalde verrichte arbeid of met in een bepaald tijdvak verrichte arbeid en waarvoor de vergoeding de rechtstreekse beloning vormt. Vindt de ontslagvergoeding meer algemeen haar oorzaak in het vroeger hebben verricht van arbeid, dan is sprake van loon uit vroegere arbeid en hoort het niet tot de grondslag van de 30%-regeling.
De procedure voor Hof Den Haag betrof een eind 2005 in het buitenland aangeworven directeur van een bv. In maart 2008 werd het dienstverband tussen de bv en de directeur beëindigd en ontving de directeur in april 2008 een ontslagvergoeding. De bv had op de ontslagvergoeding niet de 30%-regeling toegepast waardoor de inhouding van loonbelasting en premie volksverzekeringen veel hoger uitviel. De directeur had tegen de zijn inziens te hoge inhouding loonbelasting en premie volksverzekeringen over de maand april 2008 bezwaar gemaakt, maar dat was vergeefs. Ook in beroep voor Rechtbank Den Haag vond hij geen gehoor. De rechtbank was van oordeel dat de directeur er niet in was geslaagd om aannemelijk te maken dat de ontslagvergoeding nauw verband hield met de door hem voor de bv verrichte arbeid. De directeur stelde daarop hoger beroep in bij Hof Den Haag.
Het hof bekeek de bepalingen uit de arbeidsovereenkomst over de vergoeding bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daaruit bleek dat de ontslagvergoeding -op enkele voor de onderhavige procedure niet van toepassing zijnde uitzonderingen na- gefixeerd was op één bruto jaarsalaris en (dus) niet afhankelijk was van de duur en omvang van de door de directeur verrichte arbeid. De directeur zou dezelfde ontslagvergoeding hebben gehad als de werkgever de arbeidsovereenkomst al na een maand zou hebben beëindigd. De toegekende ontslagvergoeding hield daarom geen nauw verband met door de directeur voor de bv verrichte arbeid maar vond meer algemeen haar oorzaak in het vroeger verricht hebben van arbeid. Daardoor kon de 30%-regeling niet op ontslagvergoeding worden toegepast.
Opmerkingen
Op 1 januari 2011 is de 30%-regeling wat betreft de grondslagomschrijving aangepast, maar dat had geen materiële wijziging tot gevolg. De aanpassing houdt verband met de invoering van de werkkostenregeling per deze datum waarbij het begrip ‘fiscale loon’ is aangepast. Tot het nieuwe fiscale loon behoren ook vergoedingen en verstrekkingen in dienstverband die voorheen uitdrukkelijk buiten het fiscale loonbegrip bleven. Tot en met 31 december 2010 behoorde volgens de wettekst tot de grondslag van de 30%-regeling: het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (waarvoor geen recht bestaat op voorkoming van dubbele belasting) plus de vergoeding voor extraterritoriale kosten, plus het bedrag voor schoolgelden. Vanaf 1 januari 2011 behoort de vergoeding voor extraterritoriale kosten ook tot het loon zodat de grondslagomschrijving voor de 30% moest worden aangepast om een dubbeltelling van de vergoeding voor extraterritoriale kosten te voorkomen.