Een ondernemer kan onder voorwaarden een voorziening vormen om zich voor te bereiden op het doen van hoge toekomstige uitgaven. Een golfbaanexploitant (een bv) had een voorziening opgenomen voor de (voorwaardelijke) verplichting om entreegeld zonder rentevergoeding te restitueren. Daarnaast had de bv afgeschreven op investeringen in de golfbaan.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Hof Arnhem oordeelde dat de voorziening terecht was gevormd, omdat er onder voorwaarden een terugbetalingsverplichting was ontstaan. De afschrijving kon volgens het hof niet volledig in aanmerking worden genomen, maar alleen voor zover deze betrekking had op de inrichting van de golfbaan, namelijk de beregening- en drainagesystemen. De Hoge Raad heeft onlangs in deze procedure arrest gewezen en heeft beslist dat de bv de renteloze terugbetalingsverplichting voor het nominale bedrag mag passiveren. Wat betreft de afschrijving heeft de Hoge Raad de zaak verwezen naar Hof Den Bosch omdat Hof Arnhem zijn uitspraak op dit punt niet voldoende had gemotiveerd.
Een ondernemer wil doorgaans zijn voorbereid op het doen van hoge toekomstige uitgaven. In de belastingwetgeving bestaat hiervoor onder voorwaarden een regeling: de voorziening. Een voorziening kan worden gebruikt bij toekomstige uitgaven waarvan de oorsprong van de kosten in het verleden ligt. De voorwaarden voor het kunnen vormen van een voorziening zijn strikt en liggen besloten in het zogeheten Baksteenarrest uit 1998. De voorwaarden zijn als volgt:
- de toekomstige uitgaven vinden hun oorsprong in feiten en omstandigheden die zich in de periode voorafgaand aan de balansdatum hebben voorgedaan;
- de toekomstige uitgaven kunnen aan die periode worden toegerekend;
- er bestaat een redelijke mate van zekerheid dat de toekomstige uitgaven zich zullen voordoen.
De Hoge Raad heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of een golfbaanexploitant (een bv) een voorziening mocht vormen voor de verplichting tot terugbetaling van entreegelden en ook of de bv mocht afschrijven op investeringen in de golfbaan en de driving range. De zaak was als volgt.
Een bv had een tijdelijk recht van erfpacht op enige grondpercelen en had daarop een golfbaan gerealiseerd. De bv had daarbij het recht om het recht van erfpacht periodiek te verlengen. De bv had met een golfclub een speelrechtovereenkomst afgesloten, waarin was opgenomen dat de golfbaanexploitant verplicht was om minimaal 70% van het betaalde entreegeld (zonder rentevergoeding) te restitueren, indien er bij het einde van de overeenkomst ten aanzien van een individuele speler een wachtlijst van tien of meer potentiële spelers was. Naast het opnemen van een voorziening voor de verplichting om entreegeld te restitueren, had de golfbaanexploitant afgeschreven op de investeringen in de golfbaan (de aanleg van waterpartijen, heuvels, tees, fairways, bunkers, greens en beplanting). De inspecteur was het echter niet eens met de voorziening en de afschrijvingen. De zaak kwam voor Hof Arnhem .
Het hof oordeelde dat de golfbaanexploitant de voorziening terecht had gevormd, omdat er een terugbetalingsverplichting ontstond als er ten tijde van het einde van de overeenkomst een wachtlijst was. Deze voorwaarde was volgens het hof objectief, omdat het al dan niet vervuld raken van de voorwaarde geheel buiten de invloedsfeer van partijen omging. Het hof merkte dit aan als een voorwaardelijke juridisch afdwingbare en voldoende bepaalbare verplichting. Bij het vormen van een voorziening moet zo’n toekomstige verplichting worden gepassiveerd.
De afschrijvingen die de golfbaanexploitant had gedaan op de golfbaan konden volgens het hof niet volledig in aftrek worden gebracht op de fiscale winst. Afschrijven was slechts mogelijk over de inrichtingen van de golfbaan, namelijk de beregening- en drainagesystemen. Ten aanzien van de technische veroudering van de golfbaan kon niet worden afgeschreven, omdat de kosten voor het bijhouden van de tees, greens en fairways al als onderhoudskosten direct ten laste van de fiscale winst waren gebracht. Op investeringen in grond kan niet worden afgeschreven. Zowel de bv als de minister van Financiën stelden beroep in cassatie in.
De Hoge Raad heeft onlangs in deze procedure arrest gewezen en heeft beslist dat de bv op grond van goed koopmansgebruik de renteloze terugbetalingsverplichting -in dit geval 70% van het betaalde entreegeld- voor het nominale bedrag mag passiveren. Daarbij moet de bv het voordeel van het renteloos zijn van de verplichting van jaar tot jaar in aanmerking nemen.
Wat betreft de afschrijving had de bv voor de Hoge Raad gesteld, dat het hof eraan voorbij was gegaan aan het feit dat de investeringen in de golfbaan ertoe hadden geleid dat het tijdelijk recht van erfpacht een waardevol economisch goed was geworden, waarop tot aan het einde van het recht van erfpacht kan worden afgeschreven. Dergelijke investeringen leiden volgens de bv niet tot een blijvende waardevermeerdering van de grond. De Hoge Raad was van oordeel dat Hof Arnhem zijn uitspraak op dit punt inderdaad niet voldoende had gemotiveerd en heeft de zaak verwezen naar Hof Den Bosch voor verdere behandeling op dit punt.
