Rechtbank Haarlem heeft onlangs in een feitelijke procedure beslist dat een ‘kortingsvoordeel’ van een crediteur bij de debiteur niet valt onder de kwijtscheldingswinstvrijstelling als de debiteur niet in een noodlijdende situatie verkeert.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In de betreffende procedure wilde de crediteur (tevens commanditair vennoot) zijn zakelijke betrekkingen met de debiteur (voormalig beherend vennoot) zo snel mogelijk beëindigen en niet de weg bewandelen van de voorgeschreven, langjarige afwikkeling uit de vennootschapsakte. De crediteur nam daarom genoegen met een aanzienlijke korting op zijn geldvorderingen op de cv. De rechtbank stelde aan de hand van de feiten vast dat de onderneming levensvatbaar was en niet in een volgens de wet vereiste noodlijdende situatie verkeerde.
Indien een schuldeiser zijn vordering op een schuldenaar kwijtscheldt, leidt dit tot een winst bij de schuldenaar; deze wordt immers bevrijd van een schuld. Indien sprake is van het uit zakelijke motieven prijsgeven van niet voor verwezenlijking vatbare rechten, dan is deze winst vrijgesteld van inkomstenbelasting (indien de schuldenaar een natuurlijk persoon is) of vennootschapsbelasting (indien de schuldenaar een lichaam is). De vraag of sprake is van het prijsgeven van niet voor verwezenlijking vatbare rechten wordt beoordeeld vanuit het standpunt van de schuldeiser op het tijdstip van kwijtschelden.
Rechtbank Haarlem heeft onlangs in een feitelijke procedure uitspraak gedaan over de vraag of de kwijtscheldingswinstvrijstelling van toepassing was. De zaak was vereenvoudigd weergegeven als volgt.
Een bv exploiteerde in 2005 twee sauna’s die voorheen in een cv werden geëxploiteerd. De twee beherende vennoten van de cv hadden de onderneming in 2004 eigenmachtig geherstructureerd en nieuwe bv’s opgericht waarbij zij hun aandelen in de cv hadden ingebracht zonder daarbij de twee commanditaire vennoten op de hoogte te stellen. De commanditaire vennoten (een man en een bv) hadden naast hun commanditair kapitaal ook grote geldbedragen aan de onderneming uitgeleend. Door de ontwikkelingen was de man in feite geen commandiet meer maar een crediteur geworden met in sommige opzichten een achtergestelde lening. Toen hij op de hoogte raakte van de herstructurering wilde hij zijn zakelijke betrekkingen met de voormalig beherende vennoten per direct verbreken. Hij bood de voormalig beherende vennoten de keuze om de cv af te wikkelen volgens het vennootschapscontract -met een aflossing van zijn geldlening over een periode van tien jaar- of directe aflossing ineens met een korting van ruim € 0,8 mln. De bv koos voor het laatste. De bv kreeg uiteindelijk van de bank in 2005 toch een geldlening om de lening van de man te kunnen aflossen.
In haar aangifte vennootschapsbelasting over 2005 deed de bv beroep op de kwijtscheldingswinstvrijstelling. De inspecteur weigerde deze vrijstelling echter toe te passen en Rechtbank Haarlem was het daarmee eens. Op basis van feiten en omstandigheden was geen sprake van niet voor verwezenlijking vatbare rechten door schuldeisers. Er was sprake van een voordeel dat was ontstaan doordat de commandiet zijn zakelijke relatie met de bv en haar aandeelhouders (voormalig beherende vennoten) wilde beëindigen. Dat was niet mogelijk geweest als de commandiet het volledige bedrag van zijn vordering voldaan had willen krijgen.
Aan de hand van het commerciële resultaat en vermogenspositie van het saunabedrijf over 2002, 2003 en 2004 stelde de rechtbank vast dat de onderneming voldoende winstgevend was om al haar schuldeisers in beginsel te kunnen voldoen.
De bv was eind 2004 niet voldoende liquide om de schuld van de commandiet ineens af te lossen. Had de bv de schuld wel ineens moeten aflossen dan zou de voortzetting van de onderneming in gevaar zijn gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank was hiermee nog niet gezegd dat de rechten van de twee commanditaire vennoten niet voor verwezenlijking vatbaar waren. Het andersluidende standpunt van de bv zou ertoe leiden dat de kwijtscheldingswinstvrijstelling ook van toepassing kan zijn op ondernemers die niet in een noodlijdende situatie verkeren. Deze situatie is volgens de wet echter een vereiste om in aanmerking te komen voor de vrijstelling. Er moet sprake zijn van niet voor verwezenlijking vatbare rechten.
De rechtbank verklaarde daarop het beroep van de bv ongegrond.