De Centrale Raad van Beroep heeft recent twee keer geoordeeld dat het niet meewerken aan de re-integratie, door niet te verschijnen op afspraken met de werkgever, kan worden gezien als een arbeidsrechtelijke dringende reden. De werknemers in kwestie konden na het eindigen van hun dienstverband een WW-uitkering op hun buik schrijven.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Feiten
De feiten in beide zaken zijn vergelijkbaar. De werknemers zijn gedeeltelijk arbeidsongeschikt maar weigeren steeds passende werkzaamheden te verrichten. De werkgever stopt de loonbetaling en wanneer dit ook niet blijkt te helpen, nodigt de werkgever de werknemers meerdere malen uit voor een gesprek om de re-integratie te bespreken. Ook nadat de werknemers zijn gewezen op de ernstige consequenties die aan het niet verschijnen verbonden worden, verschijnen zij niet op deze afspraken. De ene werknemer wordt op staande voet ontslagen, terwijl de andere werknemer een vaststellingsovereenkomst sluit met de werkgever en de kantonrechter de arbeidsovereenkomst pro forma ontbindt op grond van een verandering in omstandigheden.
Arbeidsrechtelijke dringende reden
Op grond van de Werkloosheidswet wordt een WW-uitkering blijvend en geheel geweigerd indien de werknemer verwijtbaar werkloos is geworden. Daarvan is onder meer sprake indien er aan het einde van het dienstverband een dringende reden ten grondslag heeft gelegen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het enkele feit dat een werknemer (herhaaldelijk) weigert te hervatten in passende werkzaamheden, geen dringende reden oplevert. Het (meerdere malen) niet verschijnen van de werknemer op een afspraak met de werkgever, bezien tegen de achtergrond van de voortdurende weigering om passend werk te verrichten, is echter volgens de Raad wel aan te merken als een arbeidsrechtelijke dringende reden.
Zelfstandige toetsingsbevoegdheid
Voor de op staande voet ontslagen werknemer was daarmee de kous af. Zij ontving geen uitkering. De andere werknemer benadrukte echter dat de werkgever niet tot ontslag op staande voet was overgegaan. De Raad oordeelde dat ook indien een arbeidsovereenkomst is ontbonden wegens een verandering in omstandigheden, aan de ontstane werkloosheid een dringende reden ten grondslag kan liggen. Het UWV heeft daarbij een zelfstandige bevoegdheid om dit te toetsen. Naar het oordeel van de Raad had het UWV dan ook voor beide werknemers terecht een WW-uitkering blijvend en geheel geweigerd.