Rechtbank Arnhem heeft in een feitelijke uitspraak beslist dat een overgenomen (pand)schuld van de oud-aandeelhouder deel uitmaakte van de verkrijgingsprijs van een aanmerkelijkbelangpakket. Daardoor behaalde de latere aandeelhouder bij de doorverkoop van dat aandelenpakket een lager bedrag aan belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. De inspecteur had zich op het standpunt gesteld dat de latere aandeelhouder bij de overname en aflossing van de pandschuld van de oud-aandeelhouder een regresvordering op de oud-aandeelhouder had verkregen, die geen verband hield met het verkregen aandelenpakket.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Rechtbank Arnhem vond dat de inspecteur zijn stelling niet aannemelijk had gemaakt. De latere aandeelhouder had ook de schuldig gebleven rentelasten van de overgenomen pandschuld van de oud-aandeelhouder voldaan. De rechtbank was van oordeel dat deze kosten geen deel uitmaakten van de verkrijgingsprijs van de aandelen, maar kwalificeerden als aftrekbare kosten (van ‘reguliere’ voordelen uit aanmerkelijk belang). De latere aandeelhouder had verder nog een bedrag aan advocaatkosten betaald, maar had naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden van de advocaat verband hielden met de verkrijging, het houden of de vervreemding van de aanmerkelijkbelangaandelen. Deze kosten maakten daardoor geen deel uit van de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijkbelangpakket.
Bij verkoop van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen wordt belasting geheven over het vervreemdingsvoordeel. Er is sprake van een aanmerkelijk belang bij een aandelenbezit van 5% of meer van het geplaatste kapitaal van een BV. Daarbij tellen aandelen van de partner en indirect gehouden aandelen ook mee. Er zijn nog enige aanvullende regels hierbij. Zowel de ‘reguliere voordelen’ (zoals dividenden) als de vervreemdingsvoordelen zijn belast met 25% inkomstenbelasting. Het vervreemdingsvoordeel is het verschil tussen de overdrachtsprijs en de verkrijgingsprijs van de aandelen. Bij beide prijzen geldt als uitgangspunt de waarde in het economische verkeer op dat moment (moment van overdracht respectievelijk moment van verkrijging). De verkrijgingsprijs wordt gesteld op de tegenprestatie bij de verkrijging van de aandelen plus de daarmee samenhangende kosten. De verkrijgingsprijs van aanmerkelijkbelangaandelen bij verwerving van de aandelen is de overeengekomen koopprijs.
Rechtbank Arnhem heeft in een feitelijke procedure uitspraak gedaan over de berekening van het voordeel uit aanmerkelijk belang. De procedure was vereenvoudigd weergegeven als volgt.
Een man kocht in december 1999 aandelen van een schuldeiser aan wie een debiteur tot meerdere zekerheid van zijn schuld aandelen in een bv had verpand met daarbij de geldlening waarop de verpanding betrekking had. De aandelen vormden voor de debiteur (hierna: oud-aandeelhouder) een aanmerkelijk belang. De oud-aandeelhouder was op de lening van de schuldeiser rente schuldig gebleven. Ook deze post nam de man (hierna: de latere aandeelhouder) over.
Er liep een rechtszaak tegen de schuldeiser/pandhouder in de Verenigde Staten. Een Amerikaans advocatenkantoor had de latere aandeelhouder in 2000 in een brief aangegeven dat de cliënt van het advocatenkantoor de positie van de schuldeiser/pandhouder bij de schuldafwikkelingsovereenkomst van de oud-aandeelhouder in december 1999 had ingenomen. Vervolgens betaalde de latere aandeelhouder het advocatenkantoor in maart 2002 twee bedragen. Het eerste bedrag had betrekking op een schikking met de cliënt van het advocatenkantoor. In dit bedrag was begrepen de schuld van de oorspronkelijke aandeelhouder aan de schuldeiser/pandhouder met daarbij de schuldig gebleven rente. Het tweede bedrag was een vergoeding van de kosten van de rechtszaak. In dezelfde maand verkocht de latere aandeelhouder zijn aanmerkelijkbelangaandelen aan een derde.
In zijn aangifte inkomstenbelasting over 2002 nam hij een voordeel uit aanmerkelijk belang op waarbij hij de oorspronkelijke schuld van de oud-aandeelhouder aan de schuldeiser/pandhouder tot de verkrijgingsprijs rekende. Hetzelfde gold voor de twee bedragen die hij aan het advocatenkantoor had betaald.
De inspecteur merkte als verkrijgingsprijs alleen het geldbedrag aan dat de latere aandeelhouder aan de pandhouder had betaald voor de aankoop van de aandelen en niet het bedrag voor de overgenomen geldlening en schuldig gebleven rente. In zijn visie had de latere aandeelhouder bij de overname en aflossing van de pandschuld een regresvordering op de oud-aandeelhouder verkregen, die geen verband hield met het verkregen aandelenpakket. De zaak kwam voor Rechtbank Arnhem.
De rechtbank was op basis van de feiten van de onderhavige procedure en met name de overeenkomst van december 1999 van oordeel dat de inspecteur zijn stelling niet aannemelijk had gemaakt. Tot de verkrijgingsprijs behoorde ook de schuld van de oud-aandeelhouder die de latere aandeelhouder aan het advocatenkantoor had betaald.
Wat betreft de voldane rentelasten van de overgenomen schuld van de oud-aandeelhouder was de rechtbank van oordeel dat dit bestanddeel geen deel uitmaakte van de verkrijgingsprijs van de aandelen, maar kwalificeerde als aftrekbare kosten (van ‘reguliere’ voordelen uit aanmerkelijk belang).
Naar het oordeel van de rechtbank had de latere aandeelhouder niet aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden van het advocat enkantoor ver band hielden met de verkrijging, het houden of de vervreemding van de aanmerkelijkbelangaandelen. Het waren advocaatkosten voor andere werkzaamheden. Deze kosten maakten daarom geen deel uit van de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijkbelangpakket.