In de zaak die op 11 augustus 2011 voor de kantonrechter Delft speelde, heeft de kantonrechter geoordeeld dat het door werknemer niet overleggen van een VOG (verklaring omtrent gedrag) geen rechtsgeldige ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst is. De tegelijkertijd door werkgever verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst – voor het geval deze nog bestond – wordt ingewilligd zonder toekenning van een beëindigingvergoeding.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Feiten
Nadat werknemer eerst op detacheringbasis bij werkgever werkte, is werknemer per 15 maart 2010 voor onbepaalde tijd in dienst getreden in de functie van groepsbegeleider. Voorafgaand aan de indiensttreding van werknemer heeft werknemer het sollicitatie/aanstellingsformulier ondertekend waarin een standaard verklaring is opgenomen die luidt “Tevens verklaart de medewerker op te hoogte te zijn van de vereiste om een VOG in te leveren en deze direct na ontvangst van het aanvraagformulier aan te vragen bij zijn/haar gemeente”. Voorts is in de arbeidsovereenkomst een ontbindende voorwaarde opgenomen waarbij is bepaald dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt indien de VOG wordt geweigerd, de werknemer niet meewerkt aan de aanvraag van de VOG of de VOG niet binnen de gangbare termijn wordt afgegeven. Partijen beschikken niet over een ondertekend exemplaar van de arbeidsovereenkomst. Werkgever vraagt diverse keren om de VOG en heeft daarbij aangegeven wat er gebeurt als werknemer dit niet doet. Wanneer werknemer na een derde verzoek van werkgever geen VOG verstrekt, beëindigt werkgever op grond van de ontbindende voorwaarde de arbeidsovereenkomst per 30 mei 2011. Achteraf is gebleken dat werknemer de VOG wel had aangevraagd maar dat die geweigerd was. Werknemer vordert loondoorbetaling en wedertewerkstelling. Werkgever verzoekt daarop de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden voor zover deze niet rechtsgeldig is geëindigd.
Kantonrechter
De rechter overweegt dat het mogelijk is om in de arbeidsovereenkomst een ontbindende voorwaarde op te nemen die bij vervulling van die voorwaarde tot gevolg heeft dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt. Hierbij is het van belang dat een werkgever geen invloed mag hebben op het vervullen van een ontbindende voorwaarde. Een ontbindende voorwaarde dient voldoende objectief bepaalbaar te zijn. Wanneer het vervullen van de voorwaarde afhankelijk is van een subjectief oordeel kan dit de geldigheid van de ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst in de weg staan. De rechter oordeelt dat de bewoordingen van de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst van werknemer onvoldoende objectief bepaalbaar is. Immers het is voor de werknemer niet duidelijk wanneer de gebeurtenis zal intreden nu in de arbeidsovereenkomst de bewoordingen ‘niet binnen de gangbare termijn afgegeven’ en ‘niet zo spoedig mogelijk aangevraagd’ staan. Het moment dat de gebeurtenis intreedt is volgens de kantonrechter onzeker en door de werkgever bepaalbaar. Daarnaast acht de kantonrechter het van belang dat partijen niet beschikken over een ondertekend exemplaar van de arbeidsovereenkomst, waardoor het niet vast staat dat de ontbindende voorwaarde uitdrukkelijk tussen partijen is overeengekomen. Dat werknemer wel het sollicitatie/aanstellingsformulier heeft ondertekend is daarvoor niet voldoende omdat uit de verklaring niet blijkt dat het een ontbindende voorwaarde betreft (en werknemer met de inhoud daarvan bekend en akkoord is), aldus de kantonrechter.
De kantonrechter wijst de loonvordering van werknemer toe. De vordering tot wedertewerkstelling wordt echter door de kantonrechter afgewezen, nu de rechter het ontbindingsverzoek van de werkgever toewijst. De kantonrechter oordeelt dat de weigering van de VOG (zelfs bij goed functioneren van werknemer) een verandering in de omstandigheden oplevert, waardoor het vertrouwen dat in werknemer gesteld wordt, aangetast wordt. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst. Nu de ongeschiktheid van werknemer zonder VOG voor de functie van groepsleider niet aan werkgever is te verwijten en – gelet de omstandigheden van het geval – geheel in de risicosfeer van werknemer ligt, oordeelt de kantonrechter dat aan werknemer geen vergoeding toekomt.
mr. Mieke Dijkman, Van Diepen Van der Kroef Advocaten