Een bank, gevestigd op Curaçao, is veroordeeld voor het bankieren door middel van een bijkantoor in Nederland (Berg en Dal) zonder dat de bank de vereiste vergunning had. Tevens heeft de bank geen melding gedaan van door haar gefaciliteerde, ongebruikelijke transacties. Een 69-jarige man, wonende op Bermuda, en zijn 66-jarige zus, wonende in Groot Brittannië, waren eigenaar en directeur van de bank. De rechtbank heeft beiden veroordeeld voor het leidinggeven aan deze strafbare feiten.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De rechtbank heeft hen vrijgesproken van het deelnemen aan een criminele organisatie, omdat niet bewezen was dat zij de voor dit strafbare feit vereiste vorm van opzet hadden.
Door de verdediging is bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat er geen redelijke verdenking was bij de start van het onderzoek en de bank, man en vrouw ten onrechte disproportioneel strafrechtelijk zijn aangepakt. De rechtbank heeft dit verweer verworpen. Bij de start van het onderzoek was er een veelheid aan aanwijzingen. Weliswaar is later twijfel gerezen over een deel van die aanwijzingen, maar daardoor werd de verdenking niet wezenlijk aangetast. De keuze voor het strafrecht achtte de rechtbank niet onjuist vanwege het feit dat er verdenking was van verschillende ernstige strafbare feiten.
De bank is veroordeeld tot de betaling van een geldboete van
€ 1.190.000, -. De man en de vrouw worden veroordeeld tot een voorwaardelijk gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van
€ 327.000, – . De rechtbank heeft bij de strafmaat onder meer rekening gehouden met de gevolgen die het onderzoek voor het bestaan van de bank heeft gehad, de zwaarte en de duur van onderzoek.
De overige vonnissen, waaronder die van de vrouw, worden later gepubliceerd.