De inbreng van onroerende zaken van een veehouderij in een commanditaire vennootschap tegen nagenoeg volledige creditering van de inbrenger was naar het oordeel van de Hoge Raad vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Dat vóór de inbreng al vaststond dat de veehouderij aan een derde zou worden verkocht, deed daar niet aan af. De wetgeving rond deze inbrengvrijstelling is inmiddels ingrijpend veranderd, waardoor de in deze procedure gekozen opzet niet meer op vrijstelling kan rekenen. Wel is interessant dat de Hoge Raad in dit arrest fundamentele beslissingen neemt over twee nog onbeantwoorde vragen. Dit arrest kan daarom worden beschouwd als het sluitstuk voor alle nog lopende procedures over dezelfde geschilpunten.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De inbreng van diverse onroerende zaken van een veehouderij in een commanditaire vennootschap tegen nagenoeg volledige creditering van de inbrenger was naar het oordeel vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Dat vóór de inbreng al vaststond dat de veehouderij aan een derde zou worden verkocht, deed daar niet aan af.
De procedure had betrekking op 1999. Sinds 28 februari 2000 is de wetgeving rond deze inbrengvrijstelling ingrijpend veranderd, waardoor de in deze procedure gekozen opzet -nagenoeg volledige creditering voor de waarde van de inbreng- niet meer op vrijstelling kan rekenen. Onder de gewijzigde wet is de vrijstelling slechts van toepassing als de inbrenger op de kapitaalrekening bij de vennootschap wordt bijgeschreven voor een bedrag van ten minste 90% van de werkelijke waarde van de onderneming. De inbreng mag wel (deels) tegen boekwaarde van de onderneming plaatsvinden met voorbehoud van stille reserves.
Wel is interessant dat de Hoge Raad in dit arrest fundamentele beslissingen neemt over twee nog niet beantwoorde vragen. Ten eerste, onder de oude wet geldt de vrijstelling ook voor de ‘oneigenlijke inbreng’ (d.w.z. deels tegen bijschrijving op de kapitaalrekening en deels tegen schuld) in een vennootschap zonder een in aandelen verdeeld kapitaal (zoals een cv, vof of maatschap). Ten tweede, voor de toepassing van de vrijstelling is het niet relevant is dat op het moment van inbreng er al het voornemen is tot verkoop van de ingebrachte zaken.
Opmerkingen
Ook onder de huidige wet is een inbreng van onroerende zaken met het oog op een toekomstige verkoop aan een derde geen belemmering voor de toepassing van de vrijstelling. De toekomstige verkoop moet wel wat verder in de tijd liggen want de onderneming met de ingebrachte onroerende zaken moet door de inbrenger(s) ten minste drie jaren worden voortgezet. Dit arrest van de Hoge Raad kan worden beschouwd als het sluitstuk voor alle nog lopende procedures met dezelfde geschilpunten als in de onderhavige procedure.