In de zaak die op 26 november 2012 voor de sector kanton van de rechtbank Alkmaar (locatie Hoorn) speelde, zoekt de kantonrechter aansluiting bij de Beleidsregels Ontslagtaak UWV ter beoordeling van de vraag of zich een noodzaak voordoet voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst om een bedrijfseconomische reden.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Feiten
Werknemer is op 20 september 2010 via een uitzendbureau gaan werken bij werkgever. Vervolgens is werknemer vanaf 1 april 2011 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij werkgever in dienst getreden in de functie van algemeen medewerker. Naderhand is de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met werknemer drie maal verlengd. Door een misverstand is de werkgever er aanvankelijk van uitgegaan dat de laatstelijk verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege zou eindigen per 29 september 2012, echter is haar later gebleken dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is geconverteerd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In onderhavige procedure verzoekt werkgever de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden wegens bedrijfseconomische redenen.
Standpunt werkgever
Volgens de werkgever dient de arbeidsovereenkomst met de werknemer worden ontbonden omdat het aanbod van werkzaamheden onvoldoende zou zijn. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst de werkgever naar een (voorlopige) geconsolideerde winst- en verliesrekening over het jaar 2012 die bij het ontbindingsverzoek is bijgevoegd.
Standpunt werknemer
De werknemer stelt dat er geen grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat het volgens hem juist goed zou gaan met het bedrijf van werkgever en er nog voldoende werkzaamheden zouden zijn. Volgens de werknemer is er bij werkgever altijd sprake geweest van drukke en minder drukke perioden.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter oordeelt dat de omstandigheid dat de werkgever door een misverstand heeft aangenomen dat de laatste verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege zou aflopen, terwijl haar later is gebleken dat inmiddels al een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan, geen rol kan spelen. Deze omstandigheid komt voor rekening en risico van de werkgever, aldus de kantonrechter. Bij de beoordeling van de vraag of zich een noodzaak voordoet voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst om een bedrijfseconomische reden, zoekt de kantonrechter aansluiting bij de toetsingsnormen die het UWV daarbij hanteert, zoals neergelegd in de Beleidsregels Ontslagtaak UWV (deze zijn gepubliceerd op www.werk.nl). De kantonrechter overweegt dat van de werkgever redelijkerwijs verwacht mag worden dat zij ter onderbouwing van haar verzoek ten minste jaarstukken overlegt in de vorm van de balans en de winst- en verliesrekening over de laatste drie boekjaren en een prognose over de komende zes maanden. Daarnaast dient de werkgever een behoorlijke toelichting op de urgentie en de omvang van de te nemen maatregelen te verstrekken, aldus de kantonrechter. Ter onderbouwing van het verzoek van de werkgever, kan volgens de kantonrechter van hem worden gevergd dat de oorzaak van de slechte financiële positie of de werkvermindering helder en inzichtelijk wordt gepresenteerd en toegelicht, dat concrete feiten en omstandigheden worden benoemd waaruit de bedrijfseconomische noodzaak voor ontslag blijkt, dat wordt benoemd welke andere kostenbesparende maatregelen zijn of worden genomen, dat de reden van de werkvermindering wordt toegelicht en of dit structureel is en dat de werkgever toelicht wat de relatie is tussen de werkvermindering en het vervallen van de functie van de werknemer. De kantonrechter stelt vast dat de werkgever haar stelling – dat sprake is van werkvermindering – enkel heeft onderbouwd door het overleggen van een geconsolideerde winst- en verliesrekening over 2012. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever hiermee haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een bedrijfseconomische reden onvoldoende heeft toegelicht en onderbouwd. De werkgever heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij vanwege bedrijfseconomische omstandigheden genoodzaakt is om bezuinigingsmaatregelen door te voeren en dat de functie van de werknemer in dat kader is komen te vervallen en dat er geen andere passende arbeid voor de werknemer zou zijn, aldus de kantonrechter. De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek van werkgever af.