De Centrale Raad van Beroep te Utrecht doet op een speciale zitting op 25 maart 2013 in het openbaar uitspraak in het hoger beroep van een Dutchbat III militair die door zijn ervaringen in Srebrenica PTSS heeft. Daarbij gaat het om de vraag of de Minister van Defensie verantwoordelijk is voor de schade die de “Dutchbatter” door die PTSS lijdt, omdat die minister onvoldoende maatregelen heeft genomen om blijvende PTSS te voorkomen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het burgerlijke en militaire ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
Op 24 januari 2013 behandelde de Centrale Raad van Beroep op een zitting het hoger beroep van een Dutchbat III militair en de Minister van Defensie tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 1 november 2005 (LJN AU6006). In die uitspraak vindt de rechtbank dat de Minister van Defensie in deze zaak niet voldeed aan de op hem als werkgever rustende zorgplicht. Daarom is de minister volgens de rechtbank verantwoordelijk voor alle door de militair (“Dutchbatter”) geleden schade.
De Centrale Raad van Beroep doet in het hoger beroep in deze zaak op een speciale zitting uitspraak. Dat gebeurt op 25 maart 2013 in het openbaar om 11.30 uur in het gebouw van de Centrale Raad van Beroep aan de Graadt van Roggenweg 200-250 in Utrecht. Aansluitend is de uitspraak voor de pers beschikbaar en kunnen er vragen worden gesteld aan de persrechter.
De Dutchbat militair is in 1995 uitgezonden als lid van Dutchbat III. Hij was aanwezig bij de val van Srebrenica. Op 11 juli 1995 is vlak bij de “Dutchbatter” een mortiergranaat ingeslagen. Dit leidde bij de “Dutchbatter” tot psychische klachten. De mortierinslag is volgens de minister een dienstongeval. Daarbij is aangenomen dat de mortierinslag bij de militair leidde tot een acute stressstoornis. Die stoornis heeft zich door de verdere schokkende gebeurtenissen ontwikkeld tot een PTSS.
In 2000 verzocht de “Dutchbatter” de Minister van Defensie om vergoeding van alle door hem door de uitzending naar Srebrenica geleden schade door die PTSS. De militair vond dat hij daar recht op had omdat de minister als werkgever zijn zorgplicht niet na kwam. De minister vond dat hij niet verantwoordelijk was en wees de gevraagde schadevergoeding af. De rechtbank heeft dat besluit dus vernietigd (LJN AU6006) en de minister opgedragen een nieuwe beslissing te nemen.