De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 23 mei 2013 dat dat het te kortschieten van de werkgever niet eenzijdig bij de AT-ambtenaren mag worden neergelegd
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De in artikel 27e van het Bbp neergelegde afkoopregeling geldt uitsluitend voor politieambtenaren van het voormalige korps Amsterdam-Amstelland. Zij is ingevoerd bij wijze van overbruggingsregeling, omdat dit korps niet op tijd in staat was om verschuivingen in dienstroosters zodanig administreren als nodig was om uitvoering te kunnen geven aan de regeling van de verschuivingsvergoeding in artikel 27b. De afkoopregeling dient ter compensatie van het achterwege blijven van individuele verschuivingsvergoedingen in de periode van 1 januari 2008 tot 1 januari 2010.
Dat de afkoopregeling tot op grote hoogte een forfaitair karakter draagt, is op zichzelf niet onaanvaardbaar. Anders ligt het met de keuze van de materiële wetgever om het forfaitaire bedrag in principe toe te kennen aan alle executieve politieambtenaren, maar aan AT-ambtenaren alleen indien zij voldoen aan de eis van 96 uren operationele toeslag over 2008 en 2009. Op grond van de hoofdregeling, neergelegd in artikel 27b van het Bbp, hebben beide groepen ambtenaren onder dezelfde voorwaarden aanspraak op de verschuivingsvergoeding. Deze aanspraak is weliswaar afhankelijk van de mate waarin de individuele ambtenaar daadwerkelijk verschoven diensten draait, maar het ligt in de risicosfeer van het Korps dat dit er niet in is geslaagd om hiervan in de jaren 2008 – 2009 een toereikende administratie bij te houden. De rekening van dit te kortschieten van de werkgever mag niet – op grond van financiële en statistische overwegingen – eenzijdig bij de AT-ambtenaren worden neergelegd.
Met in achtneming van de terughoudendheid die past bij toetsing van een algemeen verbindend voorschrift, moet daarom worden geoordeeld dat de materiële wetgever bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het stellen van de in artikel 27e, vierde lid, van het Bbp neergelegde eis heeft kunnen komen.