De werknemer is 40 jaar oud en sinds 2005 in dienst bij werkgever als media-marketing manager. Tijdens zijn dienstverband kreeg hij er steeds meer taken bij, waardoor de werkdruk volgens de werknemer tot onaanvaardbare proporties opliep. Ondanks dat de werknemer aan de werkgever te kennen gaf dat de werkdruk te hoog opliep, reageerde de werkgever daarop niet. In plaats van waardering voor het extra geleverde werk werd de werknemer door de directie onheus bejegend en geschoffeerd, aldus de werknemer. In onderhavige procedure heeft de werknemer verschillende e-mails overgelegd waaruit de bejegening van de directeur richting de werknemer wordt aangetoond. Hierbij een voorbeeld ter illustratie:
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
“waar is godverdomme dat nieuwsbericht van gz vip-kaarten. Dit is godverdomme al deze ochtend gemaakt!!!!!!!!!!!!!!!!!! Ik ben enorm boos en gefucked (naam werknemer), prutser”
Deze communicatie is niet eenmalig, maar structureel. Als gevolg van deze onheuse bejegening meldt de werknemer zich in februari 2012 ziek. De werknemer meldt daarbij aan de werkgever dat hij op advies van de huisarts twee weken totale rust in acht moet nemen. De werkgever berust hier niet in en doet diverse pogingen om in contact te raken met de werknemer. De werknemer krijgt opdrachten die hij vervolgens uitvoert. Nadat de werknemer opnieuw bij de huisarts is geweest op 14 maart 2012 verzoekt hij dringend aan de werkgever om een aantal problemen op te lossen. Als reactie hierop wenst de werkgever hem sterkte bij zijn herstel en verzoekt de werkgever aan de werknemer om zijn auto en laptop in te leveren. Re-integratie komt vervolgens niet van de grond, waarna door de werkgever een arbo-arts wordt ingeschakeld die mediation voorstelt. Dit levert echter niets op. In december 2012 oordeelt het UWV dat de werkgever onvoldoende re-integratie inspanningen heeft geleverd. Pas in januari 2013 ontvangt de werknemer een e-mail met een verzoek tot het opstellen van een plan van aanpak. De werknemer gaat hier niet op in, omdat hij heeft besloten een ontbindingsverzoek in te dienen.
Standpunt werknemer
De werknemer verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat er sprake is van gewichtige reden in de zin van een verandering in de omstandigheden en verzoekt de kantonrechter om een vergoeding van EUR 57.456,– bruto ten laste van de werkgever toe te kennen en EUR 10.000,– voor kosten rechtsbijstand. Daarvoor stelt de werknemer dat hij tijdens zijn dienstverband steeds meer taken kreeg toebedeeld. In plaats van waardering werd hij door de directie in toenemende mate onheus bejegend en geschoffeerd. Dit heeft volgens de werknemer geleid tot arbeidsongeschiktheid, waarna de werkgever zich niet heeft ingespannen tot re-integratie. Daarnaast is de werknemer volledig het vertrouwen kwijt in de werkgever.
Standpunt werkgever
Werkgever betwist dat er gewichtige redenen zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden en betwist dat er gronden zijn om enige vergoeding aan werknemer toe te kennen. De werkgever geeft daarbij aan dat de omgangsvormen binnen haar bedrijf confronterend en tamelijk direct zijn. De werknemer zou daar zelf aan mee doen. De werkgever erkent dat in de loop der jaren het werk door minder mensen gedaan moest worden vanwege financiële redenen. Ten aanzien van haar rol bij de arbeidsongeschiktheid van de werknemer beroept zij zich vooral op onbekendheid met de regels en een falende arbodienst. Tevens beroept de werkgever zich op het feit dat zij technisch failliet is, waarbij verschillende jaarrekeningen en een verklaring van haar accountant is overgelegd.
Beoordeling kantonrechter
Ten aanzien van het ontbindingsverzoek oordeelt de kantonrechter dat de goede verstandhouding die noodzakelijk is voor een verdere samenwerking tussen partijen, blijvend is komen te ontbreken. De kantonrechter ontbindt daarom de arbeidsovereenkomst. Ten aanzien van de werkdruk beslist de kantonrechter dat de werkgever niet heeft weerlegd dat de werkdruk in de jaren is opgelopen, zodat voor deze zaak van een aanzienlijke werkdruk wordt uitgegaan. Gelet op de voorbeelden die zijn overgelegd ten aanzien van de communicatie tussen werkgever/werknemer past de kwalificatie van de werkgever niet. Deze vorm van benadering is denigrerend en schofferend, aldus de kantonrechter. Daarnaast heeft de werkgever geen enkel voorbeeld overgelegd waaruit blijkt dat de werknemer vergelijkbare terminologie gebruikt. De kantonrechter stelt vast dat alleen de directeur eenzijdig een vorm van bejegening jegens de werknemer hanteert die op de langere termijn zonder meer gevolgen heeft voor de werknemer. Ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid oordeelt de kantonrechter dat voldoende aannemelijk is dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer aan een combinatie van werkdruk en bejegening in belangrijke mate zo niet volledig is toe te rekenen. Daarnaast heeft de werkgever geprobeerd om tijdens ziekte van de werknemer nog van alles van de werknemer gedaan te krijgen. Toen de werknemer hier geen gehoor aan gaf heeft de werkgever geëist dat de auto en laptop ingeleverd zouden worden. De werkgever heeft geen re-integratie inspanning geleverd en heeft daarnaast de verantwoordelijkheid geheel afgeschoven op de arbodienst dan wel onbekendheid met de ziekteregels. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever dit zwaar is aan te rekenen. Vervolgens komt de kantonrechter tot het oordeel dat de door de werknemer verzochte vergoeding billijk is. Op het verweer van de werkgever dat hij technisch failliet is, oordeelt de rechtbank dat voldoende aannemelijk is dat het voortbestaan van de onderneming twijfelachtig is geworden. Echter, voor de vaststelling van de vergoeding is dit geen argument waarmee rekening moet worden gehouden. Volgens de kantonrechter is de werkgever namelijk in ernstige mate schuldig aan de situatie waarin de werknemer is komen te verkeren. Het verweer wordt verworpen. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst en kent aan de werknemer een vergoeding toe die ten laste komt van de werkgever ter hoogte van EUR 57.456,–. De door de werknemer verzochte bijdrage in de kosten van rechtsbijstand wijst de kantonrechter af.