Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (verder: SNCU) is in 2004 opgericht door werknemers- en werkgeversorganisaties in de uitzendbranche en heeft als doelstelling het creëren van goede arbeidsverhoudingen binnen de uitzendbranche. SNCU heeft onder meer als taak het toezien op een correcte naleving van de (algemeen verbindend verklaarde) bepalingen van de CAO voor Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche (verder: CAO SFU). Een werkgever die, na ingebrekestelling door of namens SNCU, gedurende ten minste 14 dagen in gebreke blijft om de door SNCU verzochte gegevens te verstrekken waaruit blijkt hoe de werkgever de cao’s naleeft, danwel onjuiste gegevens verstrekt, is door dat enkele feit op grond van de cao’s verplicht om aan SNCU een forfaitaire schadevergoeding te betalen. In deze zaak was de vraag aan de orde of ‘Vastgoed’ aangemerkt diende te worden als een uitzendwerkgever of als een onderaannemer met ZZP-ers. Immers, indien Vastgoed een uitzendwerkgever is valt zij onder de werkingssfeer van de cao’s en is zij gehouden de forfaitaire schadevergoeding aan SNCU te betalen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Eis en verweer
SNCU heeft Vastgoed gesommeerd tot betaling van € 100.000– op grond van forfaitaire schadevergoeding. Vastgoed verweert zich hiertegen door te stellen dat zij geen onderneming is die werknemers in dienst heeft en ter beschikking stelt aan derden om onder leiding en toezicht van deze derden arbeid te verrichten. Vastgoed stelt dat zij uitsluitend overeenkomsten met zelfstandigen zonder personeel sluit. Deze ZZP’ers werken volgens Vastgoed niet onder toezicht van een derde en ontvangen volgens Vastgoed geen loon. De ZZP-ers factureren ‘slechts’ de gewerkte uren aan Vastgoed. Vastgoed stelt derhalve dat haar bedrijfsactiviteiten niet onder de werkingssfeer van de CAO voor uitzendkrachten en de CAO SFU vallen en daarom niet gehouden te zijn om de forfaitaire schadevergoeding aan SNCU te betalen.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter overweegt in de verzetprocedure dat zij vermoedt dat Vastgoed: “(…) de relaties tussen haar en de ‘zzp-ers’ regisseren, in die zin dat zij de met hen gesloten overeenkomsten (…) formeel als onderaanneming aanduiden en de betrokkenen voorschrijven wat zij moeten doen (…)” en “(…) vermoeden dat de overeenkomsten met de ‘zzp-ers’ als uitzendovereenkomsten moeten worden aangemerkt.” Zo hadden veel van de facturen van de ZZP-ers dezelfde opmaak en woonden veel van hen, 8 van de 21, op hetzelfde adres. De kantonrechter liet Vastgoed toe tot het leveren van tegenbewijs van het vermoeden en oordeelde, na een geloofwaardige verklaring van een getuige, dat het vermoeden voldoende was weerlegd. De kantonrechter vernietigde het verstekvonnis en wees de vorderingen van SNCU alsnog af.
Oordeel Gerechtshof
SNCU gaat tegen het oordeel van de kantonrechter in hoger beroep. Het Hof was met betrekking tot de ‘geloofwaardige verklaring’ van de getuige een andere mening dan de kantonrechter toegedaan. Zo achtte het Hof de verklaring voor het feit dat 8 van de 21 ZZP-ers op hetzelfde adres woonden omdat zij familie zouden zijn onvoldoende; alhoewel 4 van hen dezelfde achternaam hadden waren zij allen elders geboren. De vier anderen hadden een andere achternaam. De verklaring voor het ontbreken van de VAR-verklaringen, wat zou zijn veroorzaakt door het sluiten van het kantoor van de voormalige boekhouder, acht het Hof oncontroleerbaar. Eveneens oncontroleerbaar acht het Hof de verklaring voor het feit dat alle facturen dezelfde opmaak hadden. De verklaring voor het niet gespecificeerd zijn van de facturen acht het Hof eveneens ongeloofwaardig. Voorts acht het Hof het antwoord op de vraag waarom Vastgoed dan toch in het handelsregister als bedrijfsomschrijving: ‘Het uitzenden, uitlenen, detacheren en werven van arbeidskrachten (…)” had staan nietszeggend. Dit zou zijn omdat Vastgoed dan “een breder terrein van werk kon doen”. Het Hof acht de verklaring dan ook oncontroleerbaar en nietszeggend en houdt vast aan het eerder door de kantonrechter gegeven bewijsoordeel.
Het Hof oordeelt tevens dat ervan moet van worden uitgegaan dat Vastgoed uitzendovereenkomsten met de ‘zzp-ers’ heeft gesloten. De cao’s zijn derhalve op Vastgoed van toepassing en Vastgoed is gehouden om de forfaitaire schadevergoeding aan de SCNU te betalen. Verder acht het Hof het handelen van de bestuurder van Vastgoed onrechtmatig jegens SNCU. Het Hof bepaalt dat sprake is van een toerekenbaar nalaten en dat derhalve de bestuurder eveneens tot betaling van de schadevergoeding is gehouden. Het Hof bekrachtigt het eerder door de kantonrechter gewezen vonnis en veroordeelt zowel Vastgoed als haar bestuurder hoofdelijk tot het voldoen van de forfaitaire schadevergoeding.