De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 19 juli 2013 dat het Uwv onvoldoende heeft onderzocht of door justitie inmiddels één of meer pogingen zijn ondernomen om tot tenuitvoerlegging van de straf of maatregel te komen. Voorts is onvoldoende onderzocht welke rol de door appellant gestelde financiële onmogelijkheid om naar Nederland te reizen bij de tenuitvoerlegging speelt.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Dat het Uwv in eerste instantie afgaat op de informatie van het CJIB is in beginsel zorgvuldig. Dat laat echter onverlet dat wanneer de uitkeringsgerechtigde de aldus vastgestelde onttrekking aan de tenuitvoerlegging gemotiveerd bestrijdt, het zorgvuldigheidsvereiste meebrengt dat het Uwv – in samenspraak met het CJIB – een nader onderzoek dient te verrichten naar mogelijke aanwijzingen dat de uitkeringsgerechtigde zich niet of niet langer aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekt.
In het geval van appellant is, in het licht van hetgeen is aangevoerd, onvoldoende onderbouwd dat appellant zich op de datum in geding, 1 januari 2012, aan de tenuitvoerlegging van zijn gevangenisstraf heeft onttrokken en is blijven onttrekken.
Daarbij komt dat appellant stelt dat de WAO-uitkering zijn enige inkomen is. Appellant heeft geen andere mogelijkheid om in zijn levensonderhoud te voorzien omdat hij volledig arbeidsongeschikt wordt geacht. Bij gebreke van een uitkering sinds 1 januari 2012 is het voor hem, zo stelt hij, niet haalbaar om per vliegtuig terug te keren naar Nederland. Het Uwv heeft onvoldoende onderzocht of door justitie inmiddels één of meer pogingen zijn ondernomen om tot tenuitvoerlegging van de straf of maatregel te komen. Voorts is onvoldoende onderzocht welke rol de door appellant gestelde financiële onmogelijkheid om naar Nederland te reizen bij de tenuitvoerlegging speelt. Niet uitgesloten is dat appellant er niet in slaagt deze, gestelde, financiële impasse te doorbreken, hetgeen zou betekenen dat het recht op heropening van de WAO-uitkering, zoals geregeld in artikel 47c, eerste lid, van de WAO, niet zal ontstaan en voorts dat ook een toekomstig recht op AOW niet zal ontstaan. Daarmee kunnen de gevolgen van de toepassing van de regeling zich zeer lang voordoen. De vraag rijst of dit gevolg zich nog wel verhoudt tot het doel van de bepaling. Daarbij heeft appellant er op gewezen dat op het moment waarop hij naar Australië verhuisde artikel 43, zesde lid, van de WAO nog niet bestond, noch een wetsvoorstel tot invoering van een dergelijke regel aanhangig was. Voor appellant was bij zijn vertrek niet te voorzien dat hij vanwege de bedoelde bepaling zou moeten terugkeren naar Nederland.
Met betrekking tot de grond dat beëindiging van de uitkering in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM heeft de Raad in zijn uitspraak van 12 december 2012 (LJN BY6593) overwogen dat niet kan worden gezegd dat de in artikel 43, zesde lid en 47c, eerste lid van de WAO, in algemene zin, neergelegde afweging van de publieke belangen en de belangen van betrokkenen de rechterlijke toetsing aan artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM niet kan doorstaan. De Raad is echter in het geval van appellant gebleken van omstandigheden die maken dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende is onderbouwd.
ECLI:NL:CRVB:2013:1240