De rechtbank Den Haag zet een streep door de ministeriële regeling voor inkomens van topfunctionarissen van woningcorporaties. De rechtbank kwam tot dit oordeel in een rechtszaak die tegen de Staat was aangespannen door onder meer de verenigingen van bestuurders en toezichthouders van woningcorporaties.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De regeling bevat een indeling van woningcorporaties in klassen en normbedragen voor inkomen per klasse. De rechtbank oordeelt dat de lagere wetgever het bestaande beloningsniveau en de zwaarte van de functie onvoldoende heeft meegewogen bij de vaststelling van de klasseindeling en de normbedragen in de regeling. De rechtbank acht dit in strijd met de zorgvuldigheid die een ministeriële regeling vereist. Het resultaat van deze keuzes van de lagere wetgever is dat zittende topfunctionarissen van woningcorporaties onevenredig worden getroffen, zo concludeert de rechtbank.
De rechtszaak tegen de Staat was aangespannen door onder meer de verenigingen van bestuurders en toezichthouders van woningcorporaties, die ook hadden betoogd dat de Wet Normering Topinkomens (WNT), waar de regeling op is gebaseerd, in strijd is met internationale verdragen.
De rechtbank oordeelt dat de WNT de toets aan internationale verdragen doorstaat. Dat betekent dat wel mag worden ingegrepen in de inkomens van topfunctionarissen van woningcorporaties. De manier waarop de lagere wetgever dat in de regeling heeft gedaan kan echter niet door de beugel. De Staat moet derhalve opnieuw naar de tekentafel voor een nieuwe regeling voor topinkomens bij woningcorporaties.
ECLI:NL:RBDHA:2013:14465, ECLI:NL:RBDHA:2013:14466