Erik Michels zat onderuitgezakt achter zijn bureau. Het was bijna acht uur, iedereen was al naar huis, en zoals zo vaak zat hij alleen op kantoor. Meestal genoot hij wel van de avonden; lekker rustig, nog even wat aanrommelen in zijn dossiers, geen partner die op zijn vingers keek en hem steeds aanspoorde nog wat meer declarabele uren te maken, of in ieder geval te noteren. Toen hij nog studeerde had de advocatuur hem aangetrokken; iedere dag naar de rechtbank, in toga onrecht bestrijden, zegevierend uit de zaal komen. De praktijk was tegengevallen; lange dagen, veel adviezen geven en maar weinig onrecht dat zich er voor leende om bestreden te worden. In ieder geval niet door hem; als er al sprake was van onrecht bevond zich dat verrassend vaak aan de kant van zijn eigen cliënt. De internationale overname praktijk klonk leuker dan het was.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Erik was nu 28, dik vijf jaar bezig, duizenden declarabele uren verder en vele illusies armer. Als hij al eens tijd had om zijn oude studievrienden te spreken schepte hij graag op over de lange dagen en de interessante zaken waar hij aan werkte. En als hij zelf geen interessante zaken had, had hij bij de lunch wel van andere advocaten over hún zaken gehoord, en dan schepte hij daar wel over op. Wisten zij veel wat hij deed. Hij sprak ze ook steeds minder; zij waren steeds vaker gesetteld, samenwonend, Double Income No Kids, en hij had zelfs geen vriendin. Had zelfs geen tijd om er een te vinden.
Erik hees zich uit zijn stoel, maakte zijn boordenknoopje en das los en sjokte naar het kleine aanrechtje (door iemand ooit ‘pantry’ genoemd, geen idee waarom) om nog een latte macchiato uit de automaat te halen. Even uitkijken; om deze tijd liep de nieuwe schoonmaakster ook rond, een of andere bruine vrouw met een hoofddoekje van een onduidelijk schoonmaakbedrijf die door Erik en de enkele collega die er soms ook ’s avonds nog waren als de “Andalusische Visschotel” werd aangeduid. Ze rook net als de kant-en-klaar maaltijd die hij wel eens meenam van de AH-to-go als hij naar huis ging. Hij probeerde haar zo veel mogelijk te ontlopen. Vlug pakte hij de koffie en haastte zich terug naar zijn werkplek in de ultramoderne kantoortuin, waar hij vanmorgen met zijn laptop en mobile op de kobaltblauwe (kantoorkleur, bedacht door een corporate identity buro) stoel was neergezegen.
Verveeld opende hij het bestand van de zaak waar hij nu aan werkte. Het negende concept van een overeenkomst moest weer worden aangepast; zijn klant, een private equity fund uit de UK, wilde een ‘entire agreement clause’ voor de overname hebben en dus moest alles in de overeenkomst gepropt worden. Iedere keer als Erik dacht dat hij alles er wel in had geduwd, kwam óf de klant, óf zijn baas wel met weer een nieuw probleem dat zich waarschijnlijk nooit voor zou doen maar wel nu al voorzien, opgelost en vooral: gedeclareerd moest worden. Er lagen weer vier discussiepunten, en hij had er gewoon tabak van. Bijna kerstmis, hij zou zich te barsten moeten werken om het vanavond allemaal af te krijgen, en je kon er donder op zeggen dat het daarna tot half januari bleef liggen omdat een of andere hot shot bij de klant het belangrijker vond om ergens in Zwitserland op de lange latten van een besneeuwde helling af te sodemieteren dan naar zijn tiende concept te kijken.
Net wilde hij met de eerste wijziging beginnen toen hij haar aan hoorde komen. Hij keek de andere kant uit, om zo min mogelijk aandacht te geven en te trekken, maar het hielp niet. Ineens hoorde hij haar zachtjes zeggen: “Mag ik wat vragen?” Jezus Christus, ook dat nog. De opvoeding van zijn keurige ouders in Nieuwegein was sterker dan hij dacht, want voor hij het wist had hij al “Ja hoor!” gezegd. Ze trok een stoel bij zijn cubicle en begon.
Ze heette Emira en kwam uit Iran, vertelde ze, waar ze als dochter van een gegoede familie had gewoond tot haar veertiende. Haar vader vond dat een mooie leeftijd om uitgehuwelijkt te worden, maar daar dacht zij heel anders over. Ze was leerlinge van een goede school in Isfahan, en wilde haar school afmaken en dan gaan studeren. Haar vader was onverbiddelijk, het werd ruzie, en zij besloot uit boosheid weg te lopen en een nacht bij een vriendin te blijven slapen. Dat had de zaak geen goed gedaan; haar vader vond dat de volgende dag een duidelijk teken van opstandigheid, en hij besloot dat de familie-eer vereiste dat zij hem zonder verdere discussie onmiddellijk zou gehoorzamen. Zij had geen andere uitweg gezien dan weglopen. Met medenemen van een stapeltje dollars uit haar vaders bureau en het paspoort van een oudere zus, op wie ze sprekend leek, had ze een ticket naar Nederland weten te kopen en was ze hier terecht gekomen. Ze had acht jaar lang een status als asielzoeker gehad maar nu was de IND er achter gekomen dat ze niet haar eigen identiteit, maar die van haar zus had opgegeven bij haar binnenkomst in Nederland en dus was haar asielaanvraag afgewezen. Ze wist niet wat ze moest doen. Als ze naar Iran terug gestuurd zou worden, zou ze zeker het slachtoffer van eerwraak door haar familie worden. Omdat ze hem al een paar keer had zien zitten en wist dat hij advocaat was, wilde ze hem vragen of hij haar kon helpen. Veel geld had ze niet, want ze had alleen dit baantje in de schoonmaak, maar ze zou hem betalen zodra ze kon.
Erik aarzelde. Hij wist niets van vreemdelingenrecht, maar haar verhaal greep hem naar de strot. Dit was het soort onrecht waar hij graag tegen wilde strijden, en bovendien zag hij ineens dat ze hele mooie heldere ogen had. Dat ze na acht jaar hier al zo vloeiend Nederlands sprak, gaf de doorslag. “Zeker”, zei hij, “ik ga er gelijk werk van maken!”. Haar gezicht, net nog zo wanhopig, barstte open in een stralende lach en zij sloeg haar handen ineen en zei: “Dank u! Ik weet zeker dat als íemand iets voor mij kan doen, u dat bent, in dit mooie grote kantoor!”. Hij lachte wat ongemakkelijk, en ging aan het werk terwijl zij de stofzuiger neuriënd weer ter hand nam.
Erik dook in de jurisprudentie. Het professionele systeem van zijn kantoor gaf gelijk honderden uitspraken aan, en het begon hem te duizelen. Hij wist niet goed welke zoekwoorden hij in het peperdure zoeksysteem in moest voeren. Waar moest hij beginnen? Hij wist niets van asielzoekers, niets van vreemdelingenrecht, en wist alleen wat hij op zaterdag in de krant las: dat bijna iedereen het land uit moest, en staatssecretaris Teeven verdomd spaarzaam gebruik maakte van zijn bevoegdheid om ‘schrijnende gevallen’ asiel te verlenen. Eigenlijk konden ze alleen blijven als iemand met ze wilde trouwen en voor hun kosten in zou staan. Maar ja, als Maxima en Ayaan Nederlander konden worden, waarom Emira dan niet?
Wacht eens even… Ayaan? Had die niet ook iets met haar naam? Erik keek op Google, op Wikipedia, op allerlei sites en overal stond hetzelfde: Ayaan Hirsi Ali had over haar naam gelogen, ze heette eigenlijk Ayaan Hirsi Magan, maar de poging van minister Verdonk om haar op die grond haar Nederlanderschap te ontnemen was in de Tweede Kamer gestrand en had Verdonk zélf de politieke kop gekost. Wat voor Ayaan gold, zou toch ook voor Emira moeten gelden? Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden!
Enthousiast ging Erik aan het werk. Zelfs met zijn twee-vinger-niet-blind-systeem had hij na een dik uur een beroepschrift met verzoek om voorlopige voorziening getypt dat klonk als een klok. Hij printte het uit, en ging op zoek naar Emira.
“Hier”, zei hij schuchter, “Lees maar eens en zeg wat je er van vindt”. Ze begon te lezen, en naarmate ze vorderde werd de glimlach op haar gezicht steeds breder. “Het is fantastisch”, zei ze nadat ze het had gelezen. “Hier kán zelfs de IND niet omheen!”. Ze gaf hem een hand en zei: “Heel erg bedankt!”. Haar hand voelde warm en prettig aan.
Op dat moment klonk de stem van de centrale bewaker in het pand, die aangaf dat het bijna tien uur was, en het gebouw afgesloten zou gaan worden. Erik pakte zijn jas, en zei dat hij bij de lift op Emira zou wachten. Snel trok hij zijn das weer strak en ging goed rechtop staan, schouders naar achteren. Emira moest haar schoonmaakschort weghangen, en kwam even later aanlopen, maar nu zonder haar schort en zonder hoofddoek. Ze zag er nog steeds stralend, en nu ineens ook beeldschoon uit.
Beneden aangekomen stak Emira aarzelend en wat verlegen haar arm door die van Erik. Erik kreeg het er warm van. Als het beroepschrift niet zou helpen, zou hij nog eens na kunnen denken over andere mogelijkheden om haar in Nederland te houden. Samen liepen ze naar buiten. Op straat speelde een orkestje van het Leger des Heils om geld op te halen voor daklozen. Het was 24 december, morgen werd het Kerst, en het begon zachtjes te sneeuwen.
Noot: Dit is slechts een kort sprookje, bedoeld om een gepast kerstgevoel bij de lezer op te wekken. Sprookjes zijn bedrog, en dit sprookje dus ook. Mensen mogen niet in Nederland blijven, alleen omdat Maxima en Ayaan dat mochten, asielzoekers mogen zelfs niet werken, en gelijke gevallen worden ook niet altijd gelijk behandeld. Zelfs als iemand met een vreemdeling wil trouwen en er voor wil zorgen, is dat geen garantie voor verblijf. Het enige dat wél klopt, is dat Teeven zijn bevoegdheden maar zeer beperkt gebruikt.
mr. Hugo Nieuwenhuizen, Deterink Advocaten en Notarissen N.V.