De journaliste die een kort geding had aangespannen tegen de Staat om een Rwandese man in detentie te interviewen, moet van de Haagse voorzieningenrechter een uitspraak van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) afwachten. De RSJ behandelt nog de klacht van de man tegen het weigeren van het interviewverzoek door de directeur van de gevangenis waar de Rwandees vastzit. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan hij, zolang die uitkomst nog niet bekend is, niet de eis honoreren om het interview toe te staan.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Deze man is in Rwanda verdacht van o.a. genocide en de rechtbank heeft in december zijn uitlevering aan Rwanda toegestaan. De man is op dit moment in afwachting van de uitkomst van het daartegen ingestelde cassatieberoep. Zowel de man als de journaliste hebben aan de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) verzocht om toestemming voor het houden van een interview. Beide verzoeken zijn door de directeur afgewezen. De klacht van de man hierover bij de beklagcommissie van de p.i. is recentelijk gegrond verklaard. De Staat heeft aangekondigd daartegen beroep te zullen aantekenen bij de RSJ. Daarop is nog niet beslist.
De journaliste vordert in kort geding met een beroep op de vrijheid van nieuwsgaring dat de voorzieningenrechter aan haar toestemming verleent voor het houden van een interview. Die vordering wordt afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt dat de journaliste bij de uitoefening van dat recht afhankelijk is van de medewerking van de man. Nu de man gedetineerd is, kunnen er beperkingen worden gesteld aan zijn uitingsvrijheid. De vraag of de directeur op goede gronden zijn toestemming heeft geweigerd en dus of de man alsnog zijn medewerking zal kunnen verlenen aan het interview, zal worden beantwoord in de procedure die thans loopt bij de beklagcommissie/de RSJ.
ECLI:NL:RBDHA:2014:4642