De rechtbank Noord-Holland heeft op 26 mei 2014 bepaald dat ex-notaris K. aan de Staat vijf ton euro moet betalen in verband met het voordeel dat hij uit criminele activiteiten heeft behaald.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De rechtbank borduurt in haar beslissing voort op de bewezenverklaring in de strafzaak tegen K. (vonnis van de rechtbank Haarlem, 21 december 2012: schuldwitwassen door een rechtspersoon, terwijl K. aan de verboden gedragingen leiding heeft gegeven). Tevens sluit de rechtbank in haar beslissing aan bij de berekening in de ontneming rapportage.
In depot
K. hield van 14 december 2001 tot en met 17 september 2003 als lid van de notarismaatschap gelden in depot voor een drietal eveneens veroordeelde verdachten uit de Klimopzaak. De op de depotrekening ontvangen gelden werden niet onmiddellijk doorbetaald; de rente op die bedragen kwam ten goede aan de notarismaatschap door middel van facturen ter hoogte van die rente.
De door de verdediging gevoerde verweren worden door de rechtbank alle verworpen. Weliswaar was schuldwitwassen vóór 14 december 2001 niet strafbaar, maar de gedragingen van K. met betrekking tot voor die datum ontvangen gelden konden wel als schuldheling worden gezien. En dat geldt als een soortgelijk feit als schuldwitwassen, waardoor ontneming van het verkregen voordeel mogelijk is. Bovendien hebben de gelden een aantal jaren, ook na 14 december 2001, op de derdenrekening van de maatschap van K. gestaan, zijn ze met elkaar vermengd en uiteindelijk op verschillende momenten uitbetaald.
Voordeel
De rechtbank oordeelt dat een bedrag van ruim zes ton euro als wederrechtelijk voordeel moet worden gezien, dat door de maatschap van K, is verkregen. Dit betreft vrijwel vijf ton euro aan rentebedragen en ruim één ton aan vervolgprofijt. Uiteindelijk stelt de rechtbank het voordeel dat K. moet betalen aan de Staat op vijf ton euro, aangezien zeer waarschijnlijk een gedeelte van het voordeel gelet op de afspraken over winstdeling in de maatschap bij het andere lid van de maatschap is terechtgekomen. Deze heeft overigens niets met de activiteiten van K. te maken gehad.
Er vindt geen verdere aftrek plaats, zoals door de verdediging was bepleit. De kantoorkosten zijn immers, zo oordeelt de rechtbank, te verwaarlozen geweest. En ook de vorderingen van de benadeelde partijen worden niet in mindering gebracht, omdat deze nog niet onherroepelijk in rechte zijn vastgesteld en ook nog niet zijn betaald.
ECLI:NL:RBNHO:2014:4874[/list]