De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 25 juli 2014 dat een ziekteverzuim van rond 25% niet met zich meebrengt, dat van een werkgever tewerkstelling van een werknemer in redelijkheid niet kan worden verlangd.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Partijen zijn verdeeld over de vraag hoe groot het ziekteverzuim precies is en of dat ziekteverzuim excessief is te noemen. Voorop gesteld wordt dat harde gegevens over het ziekteverzuimrisico niet aanwezig zijn. In het dossier bevinden zich slechts door anderen opgemaakte stukken, waarin de verklaringen van appellante zijn weergegeven over het aantal dagen per week waarop zij door haar buikklachten niet kan werken.
Zo heeft de verzekeringsarts in zijn rapport opgenomen dat appellante van mening is dat ze in principe normaal kan functioneren op goede dagen en slecht functioneert op slechte, waarbij de goede en slechte dagen zich verhouden tot globaal 3:1. In het verslag van de hoorzitting staat vermeld dat appellante één tot twee maal per week buikpijn heeft. Appellante heeft blijkens dat verslag ook gesteld dat ze twee dagen per week zou moeten verzuimen, omdat ze dan vanwege de buikpijn niet zou kunnen werken. De bezwaarverzekeringsarts heeft uiteengezet dat uitgaande van een verhouding van goede/slechte dagen van 3:1, sprake is van een verzuimpercentage van hooguit 25, wat in zijn visie niet als excessief bestempeld kan worden. In het aanvullend beroepschrift is aangevoerd dat appellante zich niet kan herinneren dat de verhouding goede/slechte dagen ongeveer 3:1 is. Zij meent zich te herinneren dat zij heeft gezegd dat zij minimaal één à twee dagen per week niet zou kunnen werken. De bezwaarverzekeringsarts heeft uiteengezet dat ook als wordt uitgegaan van één of twee dagen per week niet in staat zijn te werken, er geen sprake is van excessief ziekteverzuim, waarbij zij ervan uitgaat dat er weken zijn waarin de uitval niet op een werkdag plaatsvindt.
Gelet op hetgeen hiervoor is verwoord, kan het Uwv worden gevolgd in zijn standpunt dat het verzuimrisico van appellante niet meer bedraagt dan 25%. Er zullen weken zijn waarop appellante twee werkdagen niet kan werken. Die weken zullen echter in de minderheid zijn, gegeven het feit dat appellante ook op de hoorzitting heeft verklaard dat zij één à twee dagen per week buikpijn heeft. Die dagen kunnen ook in het weekend vallen. Verder bestaat geen aanleiding voor twijfel aan de door de verzekeringsarts weergegeven verhouding van goede/slechte dagen. Een verhouding van 3:1 lijkt dan ook alleszins redelijk. Volgens rechtspraak van de Raad (zie onder meer ECLI:NL:CRVB:2000:AE8622) brengt een ziekteverzuim van rond 25% niet met zich mee, dat van een werkgever tewerkstelling van een werknemer in redelijkheid niet kan worden verlangd. Van een situatie als bedoeld in artikel 9, aanhef en onder e, van het destijds geldende schattingsbesluit is dan ook in beginsel geen sprake. Er wordt geen reden gezien de toelichting van de bezwaararbeidsdeskundige in het rapport van 23 maart 2011, waarbij onder meer geoordeeld is dat vervanging in de functie voor een werkgever eenvoudig te realiseren is, niet te volgen.
ECLI:NL:CRVB:2014:2597