Advocaat-generaal L.A.D. Keus heeft de Hoge Raad vandaag geadviseerd de drie arresten in de zaken van de Staat tegen Essent, Eneco en Delta te vernietigen. Daarbij speelt vooral een rol dat het hof weliswaar voor netbeheerders en buitenlandse investeerders belemmeringen van het vrije kapitaalverkeer heeft aangenomen, maar Essent, Eneco en Delta zelf geen netbeheerder of buitenlandse investeerder zijn. Zij kunnen daarom niet met een beroep op art. 63 VWEU vorderen dat de rechter op grond van die belemmeringen de aangevochten bepalingen van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet jegens hen onverbindend verklaart.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Essent, Eneco en Delta hebben zich niet alleen op art. 63 VWEU beroepen. Zij hebben in verband met de gedwongen splitsing ook een beroep gedaan op art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, dat het recht op eigendom beschermt. De advocaat-generaal meent dat dit aspect nog nader moet worden onderzocht. Dat onderzoek zal moeten worden verricht door het hof waaraan de Hoge Raad de verdere behandeling en beslissing zal opdragen.
De cassatieberoepen van de Staat richten zich tegen een drietal arresten van het hof Den Haag van 22 juni 2010. In die arresten heeft het hof op vordering van Essent, Eneco en Delta voor recht verklaard dat enkele artikelen van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet onverbindend zijn wegens strijd met artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
Achtergrond
Artikel 63 VWEU waarborgt het vrije kapitaalverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie onderling en tussen de lidstaten en derde landen.
De betrokken bepalingen van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet gaan over het zogenoemde onafhankelijke netbeheer. Zij verbieden beheerders van elektriciteits- en gasnetten deel uit te maken van een groep waarin ook commerciële energieactiviteiten (productie, handel en levering van energie) worden ontplooid.
Essent, Eneco en Delta hebben bezwaar tegen die wettelijke bepalingen, omdat zij niet willen dat hun concernonderdelen die zich met netbeheer bezighouden, van hun concerns worden afgesplitst (het zogenoemde splitsingsgebod). Volgens hen zijn de wettelijke bepalingen die onder meer verbieden dat netbeheerders aandelen houden in commerciële energiebedrijven en omgekeerd (het zogenoemde verbod van wederzijds aandeelhouderschap) en onderdeel vormen van een groep waarin andere dan infrastructurele activiteiten worden ontplooid (het zogenoemde verbod van nevenactiviteiten), in strijd met artikel 63 VWEU. Dit omdat zij grensoverschrijdende investeringen belemmeren. Het Haagse hof gaf hun daarin gelijk.
De Staat heeft in de drie zaken cassatieberoep ingesteld. Die cassatieberoepen hebben ertoe geleid dat de Hoge Raad ineen drietal tussenarresten prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het Hof van Justitie heeft die vragen op 23 oktober 2013 beantwoord. De strekking van het prejudiciële arrest is dat de doelstellingen waarop de Staat zich ter rechtvaardiging van de aangevochten bepalingen heeft beroepen, in beginsel legitiem zijn, maar dat de Nederlandse rechter nog wel moet onderzoeken of de aangevochten bepalingen geschikt zijn en niet verder gaan dan nodig is om die doelstellingen te verwerkelijken. De Hoge Raad moet aan de hand van het prejudiciële arrest nu nader over de cassatieberoepen van de Staat beslissen.
De Hoge Raad doet naar verwachting op 9 januari 2015 uitspraak in deze zaak.
Een conclusie is een rechtsgeleerd advies aan de Hoge Raad. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.
Het parket bij de Hoge Raad kan zich over een door de Hoge Raad te beoordelen zaak niet anders uitlaten dan in het kader van de conclusie en is dan ook niet in de gelegenheid tot het geven van nader commentaar.
10/03851 (ECLI:NL:PHR:2014:1801)
10/03852 (ECLI:NL:PHR:2014:1802)
10/03853 (ECLI:NL:PHR:2014:1803)