De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 15 januari 2015 dat ook sprake kan zijn van een loopbaangerichte opleiding, die in aanmerking komt voor het toekennen van studiefaciliteiten, als deze voorziet in een loopbaanpad buiten de politiedienst.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Centraal in dit geschil staat de beantwoording van de vraag of de rijopleiding waarvoor appellant studiefaciliteiten heeft aangevraagd dient te worden aangemerkt als een loopbaangerichte opleiding in de zin van artikel 1, onder d, van de Regeling, in welk geval appellant in aanmerking komt voor studiefaciliteiten conform artikel 5 van de Regeling studiefaciliteiten Politie (Regeling).
Voor zover de korpschef zich op het standpunt heeft gesteld dat slechts sprake kan zijn van een loopbaangerichte opleiding als de opleiding noodzakelijk is voor een loopbaan binnen de politieorganisatie, waar het Politie Instituut Verkeer en Millieu niet toe behoort, volgt de Raad dit standpunt niet. Daarvoor is in de toepasselijke wet- en regelgeving geen grondslag te vinden, noch biedt de wet- en regelgeving ruimte voor de korpschef om zich in redelijkheid op dat standpunt te stellen. Integendeel, uit artikel 6, vierde lid, van de Regeling volgt dat ook sprake kan zijn van een loopbaangerichte opleiding, die in aanmerking komt voor het toekennen van studiefaciliteiten, als deze voorziet in een loopbaanpad buiten de politiedienst. Het betoog van appellant slaagt.
De rijopleiding waarvoor appellant studiefaciliteiten heeft aangevraagd dient te worden aangemerkt als een loopbaangerichte opleiding zoals bedoeld in artikel 1, onder d, van de Regeling. Voor het toekennen van studiefaciliteiten is van belang of met het volgen van de rijopleiding door appellant een hoog of laag organisatiebelang is gemoeid. De korpschef heeft zich dienaangaande op het standpunt mogen stellen dat met de rijopleiding, mede vanwege het geringe belang voor de eigen eenheid, een laag organisatiebelang is gemoeid. Dit betekent dat appellant in aanmerking komt voor toekenning van studiefaciliteiten conform het bepaalde in artikel 5, aanhef en onder 2, van de Regeling.
ECLI:NL:CRVB:2015:38